maandag 25 april 2011

Een tatami met vakjes (1)

Mitesco is niet alleen een groot judoliefhebber, maar ook iemand die van andere sporten houdt – als het maar een beetje niveau heeft. Eén van die sporten is een denksport, en wordt beoefend op een grote tatami met vakjes: het schaakbord.

Schaken

Waar het schaken precies vandaag komt, is niet bekend. Het is duizenden jaren geleden ontstaan, zoveel is zeker, en niet in ons werelddeel. Het moderne woord ‘schaken’ komt vanuit het Perzisch, waar de ‘shah’ de koning is (was). Schaken is in de Perzische en latere Westerse cultuur een koningsspel.

Het mag niet verwonderen dat schaken niet alleen in het Westen een grote bloei heeft gekregen, vanaf de Middeleeuwen. Al véél eerder was het in India, China en Japan in opkomst. In China en Japan is het meer een militair spel, waarbij de generaal een hoofdrol heeft. Het Chinese xiang qi en het Japanse Shôgi (将 = generaal 棋 = spel) is ondanks de verschillen in regels duidelijk herkenbaar als ‘schaken’.

In welke variant het ook bestaat: altijd wordt de hoogste rang op het bord ‘mat’ gezet, overwonnen, beter gezegd: schaakmat is ippon: totale controle.

Overeenkomsten tussen judo en schaken

Net als het judo is het schaken een geweldloze krachtmeting tussen twee partners. Het komt daarbij aan op een zekere mate van vaardigheid, maar vooral op het krachtenspel tussen twee personen. Het is in de basis een spel van aanval en verdediging, met de bedoeling de ippon te scoren in een schaakmat of opgave/submissie.
Uiteraard is het overwinnen van de ander het doel, maar de weg daarheen is: beweging. Schuiven (bijna tsugi ashi) over een bord of mat, gebonden aan een aantal basisregels, maar verder vrij.

In het schaken is net als in judo, het flexibel inspelen op elkaar het belangrijkste. Hierbij is niet het inspelen op elkaars fysieke energie in het spel, maar de mentale energie. Tori in het westers schaken is zwart. Uke is wit. Want alle zetten van tori zijn vanaf zet één ‘go no sen’, dat wil zeggen: reageren. En daarin komt het judo-achtige van schaken helemaal tot uitdrukking. Strak zet-na-zet, reageren op elkaar, en daarbij de volgende zet baseren op de beweging van de ander.
Schaken is dus een mentaal spel van reactie-actie. Dat wil zeggen, dat tori en uke – ik noem de partners maar even zo – door de beweging proberen aan te voelen welke kant de ander op gaat bewegen. Schaken is, anders dan de meeste bordspelen, op geen enkele manier afhankelijk van toeval. Beide spelers leggen hun lot in elkaars handen, en alles is afhankelijk van hun keuzes en stappen. De fout van uke leidt tot de techniek van tori: zet en slag. Als tori een stuk van uke slaat, is dat een geslaagde worp, waardoor de positie van uke verzwakt wordt, tenzij tori een stuk ‘offert’ in een sutemi-waza, met als gevolgd dat uke uiteindelijk een belangrijker stuk verliest. Men zou het ook een renzoku-waza kunnen noemen: tori lokt uke uit zijn tent, deze beweegt een stuk, en vervolgens slaat tori. O ja, het schaken kent in zetten honderden ‘combinaties’, met verschillende stukken.

Schaken is principieel beweging. Het aantal mogelijke zetten en combinaties in het schaken is bijna onberekenbaar groot. Een schaakcomputer heeft een sterke processor nodig. En dan nog. Schaken is zeker zo beweeglijk als twee judoka die over de mat bewegen en in elke denkbeeldige richting kunnen balanceren.

Observatie en strategie

Anders dan in judo, is er bij schaken geen sprake van fysieke kumikata. Wel mentale pakking. Twee schakers moeten elkaar wel degelijk ‘aftasten’, en daarvoor zijn de openingszetten van belang. Het schaakbord is in aanvang bijna een kata-situatie op de mat. Vanuit een uitgangspositie zorgvuldig voortbewegen met de stukken, vergelijk het met de pionnen als de eerste voetstappen, en de andere stukken als de ledematen die bewegen om pakking te krijgen. Daarna volgt het middenspel, een soort randori waarbij uke en tori elkaar beurtelings vast hebben. In het eindspel is er sprake van de katamewaza, waarbij met weinig overgebleven stukken wordt toegewerkt naar de submissie.
Maar het belangrijkste proces is het mentale. In de zetten van uke krijgt tori een gevoel van diens strategie. De kumikata van schakers is mentaal van aard, en wordt aangestuurd door de ogen die zetten observeren.

Jigoro Kano heeft het mentale proces van de judoka beschreven met observatie (kansatsu) als eerste stap: Bij randori en judotraining oefent men niet alleen, maar men moet de anderen ook observeren. Alleen dan kan men weten hoe men worpen effectief moet inzetten, of hoe men valt enzovoorts. Op die manier opletten en verschillende situaties zien, dat noem ik observatie.” (1889)
Maar vervolgens moet de judoka ook zijn verstand laten kraken en zijn observaties leren herinneren en toepassen: “Bij de judotraining is het vooral in het begin nodig, om het geleerde op te volgen. Daarom moet men het geleerde in herinnering houden. Zo gebruikt men de capaciteiten van het geheugen op een veelzijdige manier en vormt men het verstand.” (idem)

Bij schaken kan een judoka leren hoe hij zijn verstand scherp kan ontwikkelen in relatie tot een ander. Wat doet hij? Wat is hij van plan? Is hij aanvallend of niet? In elke zet verraadt de ander wat een judoka verraadt in zijn beweging. De ware grootmeester in het schaken is niet in de eerste plaats goed in zijn eigen slagkracht, maar in het begrijpen van de zetten van zijn partner. Wie de ander aanvoelt, kan pas zelf goed vooruit. Net als bij het judo, moet je de ander daarbij niet in de ogen kijken, maar iets lager. In het schaken: op het bord. Daar zie je alles. Daar verklapt uke zijn technische geheimen aan jou. Schaken is aanvoelen met je verstand en je geest. Waar kennen we dat van?

Het geheim van schaken is uiteindelijk: de ander zó goed begrijpen, dat je zelf wel tien zetten vooruit kunt denken. Je voelt bijna haarzuiver aan hoe de ander gaat bewegen en elke beweging van jou anticipeert daarop, laat de ander struikelen over zijn eigen bewegingen. Jazeker, op mentaal niveau duwen en trekken, balansverstoring voorbereiden, tot de worp-en slagfase en pang! Score. Net als in goed judo, is de zet van tori gebaseerd op de misstap van uke, en uke gééft zijn mentale energie, terwijl tori die néémt. Een goede judoka voelt vanuit de aftastende pakking al tien stappen van tevoren waarheen hij uke zal krijgen. Wat een parallel tussen tatami en schaakbord!

Ik heb afgelopen winter een tiental partijtjes schaak gespeeld met een jongen (ex-judoka ook) die erg verdedigend speelde. Na twee potjes had ik vrij exact door wat zijn arsenaal was en kon ik zijn zetten goed inschatten, in zoverre, dat hij ook nog veel fouten maakte tegen zijn eigen strategie, zodat ik me steeds moest aanpassen. Het was uiteraard wel tien keer mat bij hem. Ik heb hem nooit op de mat gezien, maar ik kan na tien potjes schaken zijn judo ook wel inschatten, en ook waarom hij ermee gestopt was…

Shogi

Na het Westers schaken, waarin ik aardig meekom, zou ik nu nog graag het Japanse schaken, het Shogi leren. Trevor Leggett, de grote Britse budo-deskundige heeft er een diepgravend boek over geschreven, waarbij de parallel tussen judo en Shogi nog eens extra duidelijk wordt. Shogi werkt niet met wit en zwart, maar met wit en wit. (Hoe komt dat toch?) Bij welke speler het stuk hoort, hangt af van de richting waarin ze op het bord staan. De stukken zijn niet herkenbaar aan een bepaalde vorm, maar aan de kanji die er op staan. De regels zijn niet al te moeilijk (voor wie al kan schaken) maar wat het bijzondere is, zijn de mogelijkheden om stukken te promoveren (als ze in de zone komen waar de stukken van de ander staan) - dan draai je ze om. Bovendien kun je stukken die je bij de ander geslagen hebt, terugplaatsen op het bord, maar dan in omgekeerde richting. Daar zie je optimaal hoe tori in Shogi de misstap/energie van uke volledig kan gebruiken om uke kuzushi te maken: de energie wordt volledig overgenomen en tegen hem gebruikt!
Shogi lijkt mede daarom nog véél meer op judo dan gewoon Westers schaken. Maar qua mentaal proces, het aanvoelen van elkaar, en het observeren en handelen, is het identiek.
O ja, en bij Shogi wordt gesproken over vaardigheid in gradatie. Drie keer raden. Vijftien kyu-graden en zes dan-graden. Haha!

Harmonie

Uiteindelijk is schaken, net als judo, slechts een schijnbare competitie. In feite is het behalen van de ippon en de schaakmat (de submissie), in de eerste plaats in interactief gebeuren tussen twee personen. Een spel van geven en nemen, waarmee je elkaar verrijkt. Twee judoka die elkaar door en door kennen, zijn bijna niet te werpen als ze even goed zijn. Bij het schaken is dat net zo. Het Shogi gaat in dat harmonie zoeken nog een stap verder. Als er een speelsterkte verschil is tussen de spelers (vandaar die kyu/dangraden!) mag de hoogste graad een aantal stukken niet gebruiken. Dát is judo! De ander volledig tegemoet komen. Randori zoals het bedoeld is! Niet als tegenstander sterk zijn en de ander verpletteren, maar helemaal één worden in het spel.
Er is méér judo dan alleen het fysieke werk. Er zijn wel meer plaatsen waar een tatami ligt. Overal waar mensen op een harmonieuze manier met elkaar actief zijn, geven en nemen, ligt een stukje mat. Voor mij ligt die absoluut ook op het schaakbord.

Reacties zeer welkom!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten