zaterdag 14 mei 2011

Meetmomenten

Perfectie

Volgens het derde judo principe (jiko no kansei) streven judoka altijd naar de vervolmaking van de eigen persoon. Het woord ‘streven’ voegen we zelf toe, maar uiteraard is dat to the point – Jigoro Kano benadrukt altijd en overal dat judo doelgericht moet zijn, en dus streven we naar perfectie: het eigen ik in relatie tot de ander en de samenleving. Vastberaden en principieel op weg. Hajime.

Op een weg naar een doel zetten we altijd stappen, en formuleren we tussentijdse doelen. De stappen in het judo (en andere budo als aikido) zijn de graden. Kyu- en dangraden, met het bijbehorende technische programma. Op het Judoforum zijn dit soort onderwerpen altijd hete aardappelen, want niets ligt zo gevoelig als graden in budo… sommige mensen streven érg hard (‘hoe lang doe ik er over om zwarte band te halen?’) en anderen doen er erg geringschattend over (‘rank means nothing’). Voor buitenstaanders is de kleur band zeker zo belangrijk. Gisteren vroeg mijn behandelend specialist in het ziekenhuis, toen hij hoorde dat ik judo en aikido doe, geinteresseerd: “En nu haalt u zeker snel de zwarte band?” Haha. Wat is waarde en waarheid? Wat is ons doel? Wat zijn onze stappen op de weg?

Meetmomenten in competitie

Voor wedstrijdjudoka is er ook altijd een traject naar grote internationale events. De JBN heeft bijvoorbeeld voor de Europese kampioenschappen een streng selectiebeleid en slechts weinigen zijn uitverkoren. Dangraad of niet: je moet jezelf bewijzen op zogenaamde ‘meetmomenten’, waar zelfs jongelui van 15-16 jaar aan mee moeten doen. Ben je op die-en-die training trouw present? Check. Heb je een podiumplaats of minstens bij de eerste zeven op toernooi A? Check. Toernooi B? Check. Alles bij elkaar goed voor de ranking en wie hoog staat (én de juiste connecties heeft in ‘Judo-Sicilie’) mag mee. Gemeten, gewogen, geselecteerd. Iets om naar te streven. Ja?

Nog iets interessanter zijn trajecten naar Olympische Spelen. Om in de godentempel van de sport te mogen aantreden moet je eerst naar de film ‘Devil’s Advocate’ hebben gekeken en je kunnen identificeren met Kevin Lomax in zijn streven naar eeuwige roem. Je wordt gemeten van binnen en van buiten - en alleen als je meewerkt aan het traject wat anderen hebben uitgekozen, mag je heel misschien mee. Als de duivel zich deze keer wél een betrouwbare partner toont tenminste… en Judo-Sicilie een beetje meewerkt. Maar werkelijk, sommigen zijn bereid hun bloedeigen sensei te verraden om hogerop te komen. Pfff… zijn dat de stappen op je weg?

Wat zegt dit dus eigenlijk over de persoon op zijn/haar weg in het leven?
En dan komen we ook op het punt van de graden terug. Ik schreef er eerder over, vorig jaar: http://mitesco.blogspot.com/2010/11/waar-zijn-al-die-judoka-gebleven.html

Moeilijk meetbaar

Graden in alle budo worden toegekend aan de hand van technische examens of buitengewone prestaties. Dat wil zeggen: de kyugraden gaan meestal volgens een vastgesteld examenprotocol, en bij de dangraden kán dat ook zo gaan, maar vaak komt daar ook de honoraire graad in beeld, of vrijstellingen van examens of gedeelten daarvan, op basis van prestaties elders. De indruk zou zelfs kunnen ontstaan dat je ze met bonuskaart gewoon bij de kassa van de JBN-shop kunt afhalen als je het shiai-zegelboekje hebt volgeplakt. Nou, soms is de werkelijkheid nóg gekker, dat kan ik je zeggen.
Wat we zien, is dat met name kinderen en jeugd in onze prestatiegevoelige maatschappij heel sterk worden gefocust op voortgang in graden. De gekleurde banden en slippen zijn daar een onderdeel van. In ons land hebben we die kleuren in het judo voor volwassenen gehandhaafd, maar in andere landen is het wit-bruin-zwart, of in aikido zelfs zwart-wit. De competitiesfeer in het judo maakt dat nog een beetje extra interessant: “wow, ik heb van een bruine band gewonnen!” Zwarte banden zijn helemaal een soort rode lap voor de stier, zeker voor kyu-graden. “Kijken of ik van die zwarte band kan winnen!”

Maar ook de volwassenen kunnen zich soms enorm ophemelen in hun dan-waan. Ik ben helemaal afgeknapt op een paar ‘hoge dangraden’ die zich op de Judoforums ophouden, maar die zó neerkijken op mudansha, en zich zelfs liefst in aparte discussielounges terugtrekken om ‘onder elkaar te zijn’. En maar vertellen hoe hard ze hebben gewerkt voor hun graad. Bloed zweet en tranen. Ja ja. Maar op een forum waar een rokudan niet eens de moeite neemt om een goede vraag van een sankyu te beantwoorden, zien ze mij niet meer terug. Dangraad = dienstbaarheid, en volwassen gedrag. “Judoka met een zwarte band gedragen zich nimmer arrogant!” Mooi rijmpje hè? © Mitesco.

Graden en waarde

Iets in mij zegt, dat we met onze examens en graden misschien wel naast de doelen van het judo (en andere budo) schieten. Want alle graden zijn in feite moeilijk meetbare, éénmalige meetmomenten van slechts één facet van de kunst. Het zijn technische (of Siciliaanse) peilmomenten, maar wat zeggen ze eigenlijk over het geheel van de opvoeding op de weg? Judo is toch levenslange opvoeding in fysieke, intellectuele en morele betekenis? Hoe meet je waar het écht om gaat? Een graad is als een schoolrapport, waarbij een rotzak die drie jaar na zijn diploma alleen nog carrière in de bajes kan maken, met vlag en wimpel slaagt. Wat zegt een diploma met mooie cijfers als de persoon die het diploma heeft, eigenlijk nog niks voorstelt? Wat kopen we voor een zwarte band als eindexamen (en afscheid van het judo) als was de judoka een schoolverlater na de havo? We hebben misschien niets beters… hoewel ze in het bedrijfsleven tegenwoordig écht wel naar meer kijken dan alleen het cijferlijstje om te beoordelen of iemand ergens geschikt voor is. Terecht overigens. Een mens is méér dan een certificaat of diploma. Mede om die reden moeten ze dangraden niet uitreiken aan kinderen.

Waarom hebben we geen andere meetinstrumenten uitgevonden voor de budo-kunsten? Onder andere hierom: omdat de stichters ze zo hebben ingevoerd. En wel heel hiërarchisch. Wij snappen sowieso al niks van het denken van de Oosterse mens. In een blog over ‘rei’ (in voorbereiding) kom ik daar eens op terug. De eerbied voor alles wat ‘hoger’ is, is inherent aan het Oosters denken. Wij kennen dat niet en snappen het maar half. In een dojo is om die reden ook een sterke onderverdeling in yudansha en mudansha, zit iedereen op graad geordend, en is zelfs de kant waar men in seiza zit, is van belang. Echt Japans. Wij zijn bijna allergisch voor hiërarchie (letterlijk vanuit het Grieks: ‘heilige ordening’!) en zo behandelen we zelfs God en zijn dienaren. Laat staan een ‘sport’ als judo. Het is ook een cultuurconflict.
Maar ook in het moderne Japan zijn er veel rituelen die langzaamaan zonder inhoud zijn. Dat kan ook dáár zomaar instorten. Dan wordt hiërarchie spoedig archaïsch, en voor je het weet anarchie. Vergelijk het met de kerken in onze streken. Als de inhoud wegvalt, stort het huis echter zeker in!

Een dieper probleem met graden

Toch leveren we ons over aan een systeem wat we niet ten diepste begrijpen. Graden die wij Westerlingen nastreven, hebben daarom niets te maken met een innerlijke waarde, maar met presteren. Wij hebben de inhoud weggenomen. Wij zijn allemaal door-en-door gedrenkt in een concurrentiedenken, waarbij wij ons ik afmeten aan de verhoudingen naar anderen. We voelen ons meer of minder, met de eventuele bijbehorende minderwaardigheidscomplexen en compensaties. We maken onszelf groter door te presteren. Winnen is geluk. Je wilt geen loser zijn. Een kleur band als ego-prothese? God beware ons toch! Kun je niet gelukkig zijn als werpvlees-witte-band die nooit wat wint maar wel lekker bezig is? Misschien is iemand die een goede uke is wel de sterkste… en moeten de strevertjes maar eens lekker langdurig geworpen worden om écht zichzelf te worden.
Dat dit in het origineel judo niet hetzelfde was, waag ik trouwens te betwijfelen. Als ik de geschiedenis lees van Kano en zijn metgezellen, was het al in zijn tijd oorlog rond dangraden en werden deze graden met veel politiek en vuil spel toegekend. Bah. Mooie woorden allemaal over jita kyoei, tot het moment dat de graden en de competitie tussen de diverse ryu en scholen in beeld kwamen. Morihei Ueshiba bande de competitie uit het aikido, maar de graden hield hij. Waarom eigenlijk? Opdat ook aikidoka ergens naar toe kunnen werken? O ja, het is een klassiek systeem wat het dojo-leven ordent, maar in wezen… soms ook nietszeggend als Popstars. Omdat het vanaf den beginne niet de perfectie en progressie meet, maar alleen de technische momentopname is waarna men voor eeuwig een bepaalde graad mag hebben. Ook zonder verdere bijscholing. Ook zonder moreel/intellectueel gehalte.
Zelfs technisch zien we dat terug: sommige judoka zijn na hun bandexamen de technieken net zo snel vergeten als ze werden aangeleerd. Althans… dat blijkt bij een snelle ‘praktijkoverhoring’ meer dan eens. Om over de rest van de idealen maar te zwijgen.

Progressie en perfectie

Helaas helaas moeten we constateren, dat bij een aantal mensen de opwaartse lijn zelfs helemaal niet doorgezet wordt, naarmate de graad stijgt. Ik ben persoonlijk de laatste tijd best wel teleurgesteld in het gedrag van enkele hogere danhouders in het judo als het gaat over hun persoonlijke ontwikkeling. Graad erbij, maar progressie? Eerder regressie. Macht en ego dat mensen zo in bezit kan nemen, dat ze eigenlijk terugzakken naar niveau – zeg maar – yonkyu. Moreel dan. Technisch misschien heel goed, maar is dát de perfectie van een judoka? Nee, um Himmels Willen, nee! Ben ik nou gek dat ik aan een judoka met zoveelste dan iets wil kunnen zien van een soort hoogstaand gedrag, een houding in het totale leven waaruit blijkt dat men waardig is? Als dat er niet is, nooit geweest is, en ook alleen maar minder lijkt te zijn, wat moet ik dan met zo’n dangraad? Een soort hiërarchisch respect voor hebben? Ik doe het hoor, uit beleefdheid, maar in mijn hart ben ik dan ook geen Japanner.

Ik las op een van de forums eens een klacht over een aantal ‘kohaku’ Japanse ‘sensei’ (6e dan en meer) die op een symposium in ons land geen enkele aandacht bleken te hebben voor dojo-etiquette. D.w.z. roken en drinken met hun gi aan, zonder zori buiten de mat wandelen en weer terug er op zonder te groeten, en meer van dat soort basis-wangedrag. Terecht dat men daaraan aanstoot neemt. Maar dat is slechts de buitenkant. Hoe erg is het, als mensen met een kohaku-band om hun buik zich schuldig maken aan smerige spelletjes in de judowereld, achter geld en roem aanlopen, of andere judoka en/of sportscholen willens en wetens kapot maken? Is dat de perfectie waar het judo naar streeft?

Nee, daarom schreef ik eerder dat jiko no kansei nauw verboden is met jita kyoei. Zoals de Stichter dat ook vond. Maar daaraan zou ik willen toevoegen: ook graden zijn verbonden met deze principes. Waar dat niet gebeurt, haalt men de graden omlaag (tot ze niets meer waard zijn dan het papier waarop ze gedrukt zijn) en uiteindelijk het hele judo.

Mijn gevoel

Ik voel het dus allemaal anders. Ik waag het om een zonderling te zijn in de judowereld. Mij zeggen kleuren banden eigenlijk niets meer, en ook de graden op zich steeds minder. Allemaal tussenbalansen met een zekere pedagogische waarde in een ideale ego-loze wereld die er niet is. Eigenlijk is er echter maar één meetmoment, de eindbalans. Wat de Stichter ook voor ogen had. Op het einde van ons leven mogen we ons de vraag stellen “wat hebben we gedaan voor het welzijn van de samenleving en de perfectie van onszelf?” Dat meetmoment is zonder ego, want dan hebben we alleen de Schepper om verantwoording af te leggen – en die laat zich niet om de tuin leiden door mooie diploma’s en fraaie verhalen. Tot die tijd is het écht geen continue progressie. Was het maar waar! Het is vallen en opstaan, zeven keer, acht keer, honderd keer. Conjunctuur. Heuvels en dalen, alle omwegen van de mens. Niet meetbaar in graden, maar alleen voelbaar in personen.

Wat is het heerlijk om soms iemand te ontmoeten die misschien niet de hoogste graad heeft in zijn budo, maar die voelbaar (en dus toch meetbaar) rechtschapen is. Liever van zo iemand leren, dan van een sensei met weet-ik-welke dan, maar die leeft als een vos. Want dan pas ik op mijn kippen. Ik wil mede door het judo voor dat laatste meetmoment niet met lege handen staan. Liever met een witte band zuiver daar aankomen, dan met een zwarte band rond een zwarte ziel. Ik ben geen Al Pacino.

Misschien wil ik in mijn budoleven alleen nog streven naar dat eindexamen. De tussentijdse meetmomenten kunnen misschien komen als ze onontkoombaar zijn, maar ik zal ze niet opzoeken. Ik ben heel gelukkig zo. Het liefste droeg ik de rest van mijn leven een witte band. Verder geloof ik meer in genieten en ontspannen bezig zijn, gewoon dagelijks leren, en geen andere ambitie hebben dan dit: met mijn medejudoka en –aikidoka harmonieus bezig zijn, je in eerlijkheid en rechtschapenheid aan elkaar toevertrouwen. Gewoon judo omwille van het judo en je partner op de mat. Je totaal kunnen geven omwille van wie je bent. In de dojo en in het dagelijks leven. Volgens mij is dát helemaal perfect. In die geest: jiko no kansei.

1 opmerking:

  1. misschien een interessant perspectief, het kendo-examen voor 8e dan:

    http://www.youtube.com/watch?v=MXMfPPWkMVY

    BeantwoordenVerwijderen