zondag 28 december 2014

Verstand erbij, of: de eenheid van lichaam en geest

Precies een jaar geleden schreef ik een blog "Word je een beter mens van judo trainen?" Een belangrijke vraag, want Jigoro Kano heeft zijn judo ontworpen met nogal veel moraal, en ook de morele opvoeding tot speerpunt van het judo gemaakt. Werkt dat dan ook? Ik concludeerde vorig jaar: 
Het gaan van de weg maakt je geen beter mens, maar wel de stappen die je zet. En of je die zet, hangt voor het grootste deel af van je mentale mindset. Wie alles in de juiste volgorde doet, heeft goud in handen.
Judo is - net als alle andere gevechtskunsten - namelijk vooral een zeer lichamelijk 'spel'. Dat is wat we ervaren op de mat, en als we het goed doen, staan we er ook flink bij te zweten. In feite is het qua fysiek gebeuren niet zo verschillend van andere 'sporten', en om het dan maar bij een sport van (gewoonlijk) twee te houden: het verschil tussen (tafel-)tennis en judo is - kort door de bocht - dat de judoka elkaar tegen de grond willen werken en tennissers de bal. Maar in beide gevallen werkt men sámen en probeert men de ander te verrassen. En je beweegt, zweet, doet iets gezonds en leuks. Het eigene aan judo en andere Japanse martial arts is: er wordt gevochten. Wat is er nou zo goed aan vechten dat je daar een beter mens van zou worden?

Aan het einde van dit jaar heb ik ook een diepere inhoud ontdekt van dit principe. 

Dat is: je verstand.
Vechten op de mat heeft twee 'intellectuele' uitdagingen, kun je zeggen.

1) Je moet een goede technische strategie hebben: observeren, onthouden, leren handelen, slagvaardigheid, en kennis van je technieken.
2) Je kunt een goede morele attitude kiezen, waarbij je het welzijn van de ander, sportiviteit, wederzijdse groei voor ogen hebt, of zelfs nog hogere idealen (bijv. aikido: liefde).

Het eerste zou je kunnen vertalen met 'vaardigheid' (jutsu 術) en het tweede met 'weg' (do 道). Beide hangen met elkaar samen.

Eenheid van lichaam en geest

Als judoka en andere beoefenaars van Oosterse gevechtskunsten zeggen, dat hun kunst bijdraagt tot een eenheid van hun lichaam en geest, dan gaat het er over dat hun 'gevecht' de fysieke motoriek van het vechten ver overstijgt. 

Dat geldt tot op zekere hoogte zelfs voor het overstijgen van de vaardigheden. Vaardigheden zijn technische 'foefjes' die je aanleert en die je daarna (als het goed is) automatisch kunt uitvoeren, zonder nadenken. Wie erg vaardig is in judo, voelt zonder nadenken welke techniek hij moet toepassen. Niet vervelend bedoeld, maar technisch gezien is judo voor een danhouder 'domme' techniek. Een spel waarbij regels in acht worden genomen, waarbij hij strategisch moet kunnen denken om te blijven winnen. Maar veel verder gaat het denken niet, de rest is gevoel.

De eenheid van lichaam en geest wordt bereikt op een hoger niveau dan vaardigheid, omdat de echte vrijheid van de mens gelegen is in het maken van bewuste keuzes, en keuzes die te maken hebben met goed en kwaad.

nadenken...
Puur op vaardigheid bekeken, is elk gevecht namelijk destructief bedoeld. Je wilt winnen, uitschakelen, ippon halen, maar in oorsprong is dat: "vernietigen". Elk gevecht kan bruut woden zonder onderliggende principes. Dat maakt vechten dus ook principieel verschillend van spelvormen als tennis... Balspelen zijn niet bruut. Vechtsporten wel. Wat dat in een ontaarde vorm betekent, zien we als jeugdig tuigh na een 'kickbokscarrière' andere mensen gaat mishandelen om niks. Elke judoka wéét dat hij serieus in staat moet zijn een ander te beschadigen, pijn te doen, te mishandelen. Zijn pacifisme is echter zelf-gekozen, bewust gekozen. Hij kán doden, maar doet het niet. Sterker nog: hij wíl het niet en hij kiest er voor om de ander juist te laten groeien en bloeien door het wederzijds gevecht.

Bewuste keuze

Hier komen we op het centrale punt van judotraining en de eenheid van lichaam en geest: bewuste keuze.

Judotraining is enerzijds een harde weg van technische groei in vechtende 'wreedheid'. Steeds beter in staat zijn om een ander effectief te kunnen overwinnen. 
Anderzijds is het een zachte weg van meegeven met elkaars energie (seiryoku zenyo) en zoeken naar het welzijn van elkaar (jita kyoei). 
Dat laatste is een permanente groei in een bepaalde mindset. Steeds nadenken bij alles wat je doet en daar een bepaalde intentie aan verbinden. Altijd voor ogen hebben dat je je lichamelijke kracht en vaardigheid controleert met een morele keuze voor de ander. Steeds goed en kwaad voor ogen hebben en daar consequent naar handelen.

Bewust handelen = controle over jezelf !

Dit is wat de filosofische achtergronden van alle Oosterse gevechtskunsten vonden in bijvoorbeeld het Taoisme, of de leer van Confucius. Om een mindset te scheppen bij het gevecht. En door zichzelf op beide aspecten (fysiek en geestelijk) tot het uiterste te trainen - in combinatie - vonden ze groei en verlichting in hun persoon als geheel. Lichaam en geest. 

Uiteindelijk is dit niks overdrevens. Het is geen verheven of esoterische leer. Het is gewoon een verstandelijke keuze om intellectueel en moreel op een bepaalde manier lichamelijk te handelen. 

Dit is de drievoudige opvoeding die Jigoro Kano voor ogen had: fysiek, intellecueel en moreel. Het enige wat ons in het nieuwe jaar extra zou mogen bezighouden is dit: waar vinden wij - elke judoka persoonlijk - onze inspiratiebron om heel bewust goed en kwaad te onderscheiden en aldus heel bewust onze training mee te laten vormen. Want... als we zelf geen morele principes van onszelf hebben, wordt het ook heel ingewikkeld om judo anders te beleven dan louter een fysiek spel. Als we wél zo'n basis hebben, kan ons judo werkelijk een training worden die lichaam en geest samenbrengt. Met ons verstand er helemaal bij.


Een goed 2015 toegewenst: dat we met ons judo niet alleen goede voornemens maken maar ook goede voortgang maken.

2 opmerkingen:

  1. Reactie, deel 1:

    Jij bent één van de zeer weinigen die moraliteit durven te bespreken als onderdeel of zelfs doel (speerpunt) van het judo.

    Soms wordt zelfs simpelweg ontkend, dat judo en moraliteit iets met elkaar te maken hebben. Ontkennen is simpel immers. Als je zegt dat iets er niet iets, hoef je er ook niet over na te denken of moeilijke consequenties te trekken.

    Hetgeen mij wederom doet denken aan de situatie rond de escapades van een Amerikaanse Rokudan die de fondsen van een school muziekband achterover drukte. Ik heb mij daar toen druk om gemaakt. Waarom? Omdat ik vindt, dat moraliteit een deel van judo is. Je wordt geacht een beter mens te worden door het volgen en beleven van het judo pad. Ju-Do immers.
    En als je dus verder op dat pad bent (hetgeen wordt gesymboliseerd door je graad) dan wordt je geacht meer vorderingen ook in die moraliteit gemaakt te hebben.

    En als je dan een Rokudan bent, een Kohaku dus, en de rood wit geblokte band met trots draagt, dan ben je niet alleen een judoka maar tevens een uithangbord van ons judo. En dan zou het eigenlijk zo moeten zijn, dat diezelfde Rokudan een lichtend voorbeeld voor andere judoka is, ook op het gebied van moraliteit, van gedrag. Iemand aan wie je jezelf "kunt optrekken" als judoka. Van wie je kunt leren.

    En als dan vervolgens blijkt, dat zo'n lichtend voorbeeld (nota bene ook nog iemand die zichzelf graag op die manier etaleerde) moreel verwerpelijk gedrag vertoont bijvoorbeeld door het stelen van grote sommen geld van een muziekfonds voor kinderen, dan vindt ik dus dat dit binnen de judo wereld besproken moet worden. Dat wij lessen moeten trekken. Moeten leren van zo'n gebeurtenis. Dat onze beste judoka dit soort dingen (kunnen) doen, moet ons iets vertellen. Daar moeten we "iets" mee. Het kost lef en moed om dit soort zaken onder ogen te zien, en ze niet weg te frommelen.

    En dat is WEL wat in deze zaak, net als in veel andere zaken waar het om moreel verwerpelijk gedrag ging, in de judo wereld is gebeurd: weggefrommelt. En dat is moreel onjuist vindt ik.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Reactie, deel 2:

    Ik kan mij nog goed herinneren hoe de overgrote meerderheid van het Amerikaans georienteerde judoforum reageerde. Iets wat men in the US "circeling the wagons" noemt: in het oude westen reed men bij een dreiging van buiten snel de huifkarren in een circel om zo bescherming te hebben tegen het gevaar van buiten. Het gevaar kwam echter niet van buiten, maar het kwam van binnen. En door het "circelen van de wagens" BLEEF het binnen. En dat is mijns inziens NIET GOED. Er had over gesproken moeten worden.

    Dat gebeurde echter niet, en men ging massaal om de betrokken Rokudan héén staan. En dan is het opmerkelijk om te zien welke argumenten "gevonden" worden om dat gedrag te verdedigen. Zoals bijvoorbeeld: "Je bent onschuldig totdat het tegendeel is bewezen. Laten we erop terug komen als het vonnis gewezen is". Lijkt logisch. Toch?

    Was het echter niet. Want er LAG al een bekentenis van de betrokken Rokudan. En ook toen het vonnis definitief gewezen werd en de man schuldig verklaard was, werd het evengoed niet meer besproken. De kwestie was deskundig "onder het tapijt geveegd". En niet geconfronteerd. Gevolg: geen lessen geleerd. Niets verbeterd. Business as usual.

    Judo behoort ons meer te leren dan slechts de technieken om de ander te werpen. Daar kun je hier bij Mitesco HEEL VEEL over lezen. Maar lezen is niet altijd genoeg. We moeten er ook iets mee DOEN.

    En daar zit de kneep. Dat doen wij niet. En daarin falen wij als judoka. Met de JBN voorop, die ook maar NOOIT iets schijnt te leren. Maar we kunnen ook naar ons zelf kijken. De lijst met zaken die moreel verwerpelijk zijn is opmerkelijk lang. Daarvan zijn ook in Nederland vele voorbeelden te vinden.

    Moraliteit bespreken lijkt moeilijk voor de mens. Want al snel houdt zo'n discussie "een oordeel" in over iemands gedrag. Dat zij-stapje is gauw gemaakt: "hij deed 'dit' en dat deugt niet". En niemand wil en-plein-public veroordeelt worden. En dus vegen we het maar onder het tapijt. Dat is makkelijk.

    Makkelijk misschien. Maar judo? Nee.

    BeantwoordenVerwijderen