zondag 2 augustus 2015

Confucius (3) ieder zijn eigen lesprogramma

Het kan lijken of Confucius van iedere student het onderste uit de kan wilde hebben, als we het blog van vorige week over de ijverige en volwassen ontdekkingstocht lezen. Niets is minder waar. De wijze Meester zag als geen ander dat geen enkele student gelijk is...
De verhevenste leerlingen zijn degenen die als wijzen geboren zijn.
Daarna komen degenen die wijs worden door te leren.
Daarna komen degenen die hard te werken
om iets te leren.
Als laatste komt de laagste klasse van de gewone mensen:
degenen die hard werken maar het nooit klaarspelen om te leren. (Analecta 16,9)
Het kan cynisch klinken, maar niet iedereen heeft evenveel talent. Dat is in het gewone onderwijs ook al zo, en in de sportschool is dat niet anders. Op de basisschool kun je nog lespakketten maken die voor iedereen gelijk zijn, maar of de leerlingen presteren volgens de norm, kan de leraar niet zelf maken. De kunst van de leraar is, om elke leerling op zijn/haar niveau het beste te laten presteren, en meer kan hij niet doen. Ook al willen sommige ouders niet geloven dat hun kind wellicht niet naar het gymnasium kan...

Het kan ongelooflijk klinken voor een beschaving van 26 eeuwen geleden, maar Confucius was in zijn benadering van de individuele lestmethode enorm modern. Hij verstond niet alleen de kunst om razendsnel in te schatten wie in welke categorie viel, maar ook om daar dan tóch iets voor te kunnen betekenen. Als de leerling dus maar zijn best deed. Het is opvallend dat hij niet onderrichte door fouten te corrigeren, maar door het voorbeeld te geven van hoe het wel zou moeten. Positief onderwijs. 

Judo als individueel programma?

Het is goed dat judogroepen worden gedifferentieerd. Sowieso worden wedstrijdjudoka in een aparte selectie gezet, maar een goede leraar is continu bezig met zijn judoka te observeren en ze in te delen naar ieders mogelijkheden. En dat is in deze tijd geen sinecure. Het is duidelijk dat het confucianistische model anno 2015 nog steeds geldig is. Niemand is hetzelfde, als iemand zijn best doet, voortdurend positief stimuleren. Duidelijk. Maar hoe?

1) Dat een judoleraar meteen de toptalenten er uit pikt, is de eerste vereiste. Dat hij die extra zal coachen om naar de top te komen, is vanzelfsprekend. Die extra investering kan alleen gedijen als de judoka bereid is enorme keuzes te maken en keihard te werken, succes is niet verzekerd, maar het is de spannendste uitdaging om kampioenen op te leiden.

2) Bij deze toptalenten kan hij degenen plaatsen die niet van zichzelf alles hebben, maar die wel alles willen geven en dus heel ver komen, ook door te trainen met de echte top. Voor hen en de selectie moet een uitdagend en veeleisend programma worden bedacht, zodat de judoka geprikkeld worden boven zichzelf uit te stijgen.

3) Een grote groep bestaat uit de judoka van de derde categorie. Hard werken om iets te leren, maar niet bovengemiddeld getalenteerd. Voor alle categorieën geldt, dat er ijver moet zijn, anders komt er niets tot stand. Maar het gemiddelde leerprogramma voor degenen die niet bij de selectie horen is niet te licht zodat er uitdaging is, en niet te zwaar zodat niemand boven zijn krachten beproefd wordt.

4) Maar dan is er de laatste categorie. En dat is het moeilijkste. Want zoals er meer kinderen naar het VMBO gaan dan naar het gymnasium, zo zijn er ook heel wat judoka die met al hun leer- en opvoedingsproblemen naar de dojo komen. Of het heel veel wordt, is de vraag. Sommigen hebben een duidelijk omschreven fysiek of mentaal probleem, en dan is er een G-judo programma - wat meer dan gemiddeld individuele aandacht heeft voor elke afwijkende capaciteit en daar dan het maximale uithaalt. Maar wie daar niet in past, maar tóch niet echt meekomt, of het goed kan leren? Ik denk dat de judoleraren zich daar het hoofd over breken. Steeds opletten hoe de judoka scherp en gemotiveerd te houden, het leuk laten zijn, en tegelijk ook echt judo... ik heb vorig jaar mijn eigen sensei eens zien ontploffen toen een groepje matig getalenteerde judoka maar wat aan het frunniken was, en zich kletsend en sloom aan de echte training onttrok. Het was geen judo meer... wat moet je daar mee? Het vraagt zo veel geduld!

Een hele uitdaging

Het lijkt wel alsof in 2015 de leer van Confucius toepasselijker is dan ooit. Eenheidsworst in het onderwijs bestaat bijna niet meer. Aan de ene kant is dat goed, maar de vraag is ook wel gerechtvaardigd of er niet te veel 'rugzakjes' bestaan en ook ouders van kinderen niet te veel individuele aandacht opeisen. Het vak van leraar is er niet eenvoudiger op geworden in elk geval. In de dojo is dat niet anders. Wat Confucius ons kan leren, is om scherp te blijven onderscheiden, en met veel liefde en zachtmoedigheid aandacht te willen hebben voor elke individuele judoka. Je vreugde halen uit iedereen die zijn best doet, zowel de top als de arme drommel die na een jaar nog een o soto gari kan maken.

Waarschijnlijk is het enige wat een judoleraar uiteindelijk tot een goede coach maakt dit: dat hij voor elke judoka evenveel liefde heeft als zij hun best doen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten