zondag 13 september 2015

Gekken Kogyo

Soms ergeren traditionele judoka zich aan de commerciële gekkigheid die de IJF weet te maken van het internationale wedstrijdjudo. Alles lijkt de draaien om de knikkers die de sponsors binnenbrengen. Alles lijkt ook opgeofferd te moeten worden aan het publiek dat zich moet kunnen amuseren. Entreeprijzen moeten hoog blijven, en de toeschouwers moeten ippons zien. Om het voor de teevee aantrekkelijk te maken, kwamen de blauwe pakken, de sponsors op de patches, de geel-blauwe matten, en ga zo maar door.

En dan is judo nog niks vergeleken bij de spektakels van MMA en sommige andere vechtsportgala's. Oh ja, Japan kan er ook wat van met de K1-toernooien. Een combinatie van harde vechtsporten, teevee, 400.000 euro als hoofdprijs en hordes toeschouwers. Sinds 1993 pas. Zo gek maken we het bij judo toch niet? 

Niets nieuws in Japan

Het spreekwoord luidt: "er is niets nieuws onder de zon".  Een spreuk uit de Bijbel trouwens. Maar er is ook niets nieuws onder de rijzende zon. Wie zich wat verdiept in de geschiedenis van de Japanse vechtsportcultuur, komt er achter dat de IJF niets nieuws doet, en de uitvinder van K-1, Kazuyoshi Ishii, ook niet. Want in 1873 kende Japan al de Gekken Kogyo.

Toen in Japan de Meiji-periode aanbrak, werd het land drastisch gemoderniseerd. Wat ook betekende dat het oude Samurai-ideaal aan gruzelementen ging. Zwaardvechten was overbodig en in 1876 werd het dragen van zwaarden op straat zelfs verboden. Dat in deze nieuwe cultuur en de openheid voor westerse ideeën ook de evolutie van jujutsu naar judo kon plaatsvinden, en de modernist Jigoro Kano zijn idealen kon bedenken, past in het plaatje. 

Maar wat moesten die Japanners nou met hun zwaarden en hun vechtlust? Een zekere Sakakibara Kenkichi zocht naar een nieuwe manier om kenjutsu (de vaardigheid om met het zwaard om te gaan) te promoten en bedacht daarvoor in 1873 een nieuwe vorm van competitie: vechten met publiek. Hard vechten. Spektakel. Met flinke entreeprijzen en uiteraard weddenschappen er om heen. Gekken Kogyo werd het genoemd. (Gekken of gekiken = zwaardkunst; Kogyo = spektakel, opvoering)  Uiteraard was dit spektakel, wat een week lang doorging, een enorm succes en andere gevechtskunsten gingen meeliften op dit succes. Uiteraard ontspoorde dit idee ook in een show vol ijdelheid, geldzucht en drank, en Sakakibara had al snel spijt als haren op zijn hoofd. De stad Kyoto verbood de Kogyo al spoedig, aangemoedigd door de sensei van de traditionele gevechtskunsten die niets moesten hebben van deze commerciële ontaarding. "Deze gekken kogyo bedriegen de mensen en stellen hen bloot aan geweld. De deelnemers konden beter hun energie gebruiken voor echte arbeid en streven naar een gezond en betekenisvol leven." Aldus de burgemeester van Kyoto in de jaren 70 van de 19e eeuw...

Elke tijd zijn eigen spektakel

Er is dus niets nieuws onder de (rijzende) zon. Japanners en andere wereldbewoners zijn om de zoveel tijd gewoon gek op commercie, spektakel. Het oud-Romeinse 'brood en spelen' blijft universeel toepasbaar. De kritiek van verstandige mensen blijft ook steeds dezelfde. Tegenstanders van geweld en zinloos gedoe zullen er altijd zijn. Kano en zijn idealen van seiryoku zenyo en jita kyoei stonden in een brede traditie, maar ook haaks op volkse sentimenten. Tot in onze dagen moeten mensen sportgek kunnen zijn zonder zelf moe te worden. Nu is het meer koning voetbal in onze landen dan K-1. De IJF doet er alles aan om daar tussen te komen. De geschiedenis zal zich blijven herhalen. Elke tijd zijn eigen Gekken Kogyo...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten