zondag 24 april 2016

Go 剛 en ju 柔 - hard en zacht

In de gevechtskunsten wordt vaak gesproken over 'hard' en 'zacht', aangeduid met de kanji 剛 () en 柔 (). Zelfs hele gevechtskunsten worden aangeduid als een 'harde' methode (剛法, gôhô), of een 'zachte' (柔法, jûhô).
Toch zou het niet juist zijn om deze twee ideeën tegenover elkaar te zetten, ze vullen elkaar aan en bestaan naast elkaar, zoals de filosofische principes van yin en yang (Japans in en ).

Als we het over een harde methode hebben, moeten we denken aan alles wat te maken heeft met het direct gebruiken van kracht, eventueel tegenover een andere kracht die wordt uitgeoefend. Atemi-aanvallen of sowieso aanvalsvormen met veel power vallen hier onder. Wat ook ´hard´ is, is het krachtig blokkeren van een aanval van de ander, om hem te stoppen of zo. Men beschrijft deze technieken ook wel als 'lineair'. Het lineaire zit hem ook in het eindpunt dat zo'n techniek is. Een lijn heeft begin en eindpunt, en een harde techniek maakt het werk af, bijvoorbeeld door een knock out.

Een zachte methode gebruiken we in judo en aikido. Het is een indirect gebruik van kracht, die in feite vooral de kracht van de ander gebruikt en verder geleidt. De overname van de 'harde' aanval van uke in kata (ippon) seoi nage door de 'zachte techniek' van tori, is daar een goed voorbeeld van. Deze technieken noemt men ook wel 'circulair' - herkenbaar, want de draaiende cirkelbeweging is de basis van aikido, maar óók van judo (als we het maar wilden beseffen). Het circulaire betekent een continuïteit van beweging, wat je in de combinaties en overnames, of de soms ingewikkelde grondwerk-bewegingen goed terugziet. De golfbewegingen die Tokio Hirano bij zijn technieken (en kata) toepaste, waren daarom ook een vorm van zachtheid.

Het is echter typisch westers om beide aspecten tegenover elkaar te zetten en ze uit elkaar te spelen, terwijl ze elkaar in feite aanvullen en nodig hebben als yin en yang. Wat we in judo voortdurend zien natuurlijk: er valt niets over te nemen met go no sen als er geen aanval is, en vooral in newaza is een eindcontrole niet zo 'zacht' meer als uke geïmmobilseerd is en op het punt staat af te tikken. De meeste verwurgingen zijn in de kern sowieso geen 'zachte' technieken. Maar als het goed is, hebben beiden alvorens op dit eindpunt (Ippon) aan te komen, heel veel bewegingen gemaakt van meegeven en nemen, als inleiding op de winst.

Zachte technieken maken derhalve het meest optimaal gebruik van de energie van beide judoka. Als Jigoro Kano het principe van Seiryoku zenyo introduceert, betekent het in fysieke zin, dat de zachte krachten van de natuur, zoals balans, beweging en zwaartekracht worden benut, maar ook het duwen en trekken van beide partners. De circulaire bewegingen maken dat balansverstoring samenhangt met richting. Tai sabaki en het juiste gebruik van tsurite en hikite maken het plaatje compleet, en jazeker, het feit dat judo zijn aanvalsvormen bijna allemaal vanuit de kumikata heeft, betekent dat de cirkelende bewegingen dus altijd leiden tot balansverstoring. En dat geldt zelfs voor het newaza.

Het vertalen van 柔, (Jû, Yawara) met 'souplesse' is dus ook niet helemaal juist. Jazeker, de cirkelbewegingen van beide judoka, het rollen en het vallen, het bewegen over de mat op de voeten, gebeuren niet met strak-gespannen spieren. Maar tenzij we judo oefenen als een eindeloze serie rolbewegingen zonder eindpunt, komt er altijd - ook bij zachte technieken - een moment dat als reactie op uke's beweging, tori een kort, gepast en vastberaden moment kiest van kracht zetten. En op dat moment worden alle spieren aangespannen. Het zou idioot zijn om dan nog steeds 'soepelheid' te willen behouden. Kumikata is zacht alsof het een ei vasthoudt, maar niet van elastiek want dan wordt er nooit geworpen. Het kán niet zonder kracht. Zelfs aikidoka doen dat, want anders komt de ki nooit los. Het in-en uitademen als yin en yang, betekenen altijd een afwisseling van respectievelijk zachte en harde momenten. 

Hoezeer Jigoro Kano zich bewust was van beide elementen in het judo, bleek wel uit het feit dat hij voor beide begrippen een eigen kata ontwierp. Waarbij het oude -no-kata (の形) als eerste kata nota bene onvoltooid bleef, terwijl Kano zelf op latere leeftijd vooral nog  ju no Kata (柔の形) bleef oefenen. Het go no kata is bijna in onbruik, wat eigenlijk bijna paradoxaal is, omdat het wedstrijdjudo daar zeker baat bij kon hebben. Modern judo is namelijk in tegenstelling tot de bedoeling, erg krachtig en zonder sterke spieren lijkt het wel onmogelijk nog ergens een ippon te scoren. Natuurlijk hebben wedstrijdjudoka weinig op met kata (helaas) maar als ze nage no kata te 'soft' vinden kunnen ze altijd nog een kata van harde technieken proberen. Er is een grammatica van hardheid, wat echter niet verward mag worden met lompheid.

Uiteindelijk is het van belang om met hard en zacht de balans te bewaren. Ik eindig daarom met een plaatje en een spreuk vol wijsheid: "Tegelijk ju en go zijn, is een combinatie die erg weinig mensen hebben beheerst."


Geen opmerkingen:

Een reactie posten