zondag 26 maart 2017

De kracht van langzaam

Veel mensen denken bij gevechtskunsten aan snelheid en flitsend. Wie naar vechtfilms kijkt, ziet altijd de voeten en vuisten hoorbaar door de lucht flitsen. Beng beng beng. Met volle kracht en volle snelheid. Knock out. 
In judo is dat ook zoiets. Een ippon is pas een echte ippon als het op volle snelheid en volle controle gaat. Beng op de rug. 

Nu is judo meer dan wedstrijden en zeker meer dan straatvechten. Judo is zelfs meer dan randori. In randori oefenen we niet voor wedstrijden (het meest voorkomende misverstand) maar om soepel te kunnen toepassen wat we leren bij kata en uchi komi oefeningen.

Kata op je gemak

Kata is een leerproces waarbij de exacte uitvoering en bedoeling van een techniek wordt overgedragen. Het probleem is (zoals ik vorig jaar al schreef) dat de elementen van kogi en mondo uit het judo zijn geschrapt. Les, vraag en antwoord, het is er niet meer. Ook judoleraren kunnen soms niet meer precies uitleggen waarom technieken precies zus of zo bedoeld zijn. Waarschijnlijk omdat er ook veel te weinig echte kata-meesters meer zijn geweest. Het komt weer wat terug gelukkig, maar we zijn er nog lang niet.

In kata leert de judoka (en elke gevechtskunst waar kata een centraal onderdeel is) dus hoe het moet. Maar niet alleen vanwege de Japanse behoefte aan rituelen gaat kata behoorlijk wat langzamer dan een gemiddelde randori. Kata wil vooral exact zijn. Exactheid vraagt geduld, en aandacht voor elke handeling en beweging. Het vraagt een houding die mensen tegenwoordig ook wel bij tai chi en aanverwante kunsten zoeken: een soort mindfulness die het hele lichaam met de geest in balans brengt. Adem, beweging, gevoel. Daarom is bijvoorbeeld katame no kata, met al zijn kleine beweginkjes, niet sloom, maar exact. Er zit spanning en dynamiek genoeg in als uke wil ontsnappen, maar verder is de tori bijna een 'monnik' zo langzaam en precies hij schuifelt op zijn knieën, heel rustig armen neerlegt waar ze horen, en dan bijna-ritueel vastpakt. Niet voor de lol. Niet om de sloomheid. Wel om het precies goed te leren en precies goed te doen.

Rustige training

In heel veel techniektraining denk ik wel eens dat we te snel willen gaan. In de snelheid verliezen we echter ook heel gemakkelijk de aandacht voor de details. De exacte posities van de voeten (in tachi waza) zijn de eerste slachtoffers. Dat daarmee de hele worp slordig wordt, en dus vaak veel meer kracht vereist, zal sommigen wat bommen. Maar juist dan moet een judoka stap-voor-stap, heel langzaam, een techniek oefenen. Langzaam, en pas als het echt goed automatisch zit, op enige snelheid. Als het te snel en verkeerd wordt aangeleerd, is het lichaam gewend aan die motoriek bij die specifieke techniek en ga het dán nog maar eens afleren! En voor de wedstrijdjudoka: een worp die niet goed zit, gaat niet werken. Armzalige biomechanische toepassingen door te snelle maar verkeerde worpen, leiden tot trekken en sleuren, vijandelijke overnames, en in het ergste geval blessures. Dus... alle reden om het eerst wat kalmer aan te doen. Een pianist speelt zijn partituur de eerste keren ook niet op concertsnelheid, maar noot voor noot. Een judoka zou het niet anders moeten leren...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten