dinsdag 28 december 2010

Zeven keer vallen, acht keer opstaan

Vallen op het ijs

Iedereen kan er op wachten deze winter, dat je een keer lekker onderuit glijdt. Zeker nu het in het Zuiden een beetje dooit en weer opvriest… en dus ging ik vanmorgen keihard onderuit bij het buiten zetten van het oud papier. Uit balans met drie dozen op je armen. Terwijl ik al vier weken balansoefeningen doe bij elke stap. Ja, mijn hara maakt overuren, en zelfs op de fiets en gladde wegen wist ik mijn zwaartepunt tot nu toe te focussen en te balanceren. Mooie judo-oefeningen. Tot vandaag. Vol ippon, op de rug. Wel harder dan een mat, dat ijs… Au… het hoofd mooi op tijd hoog gehouden, mooi met beide handen ‘gepetst’. Lekker op dat ijs, dat voel je naderhand wel. En mijn horlogeband was gebroken. Ja, die heb je bij judo niet om, en terecht: daar kan hij dus niet tegen.

Leren vallen

Vandaag op het judoforum een toepasselijk onderwerp daarover. Van een onbekende schrijver werd het volgende stukje over vallen aangehaald:
Een dronken man valt om als een kegel zonder zichzelf pijn te doen, merkte Chuang-tsu meer dan tweeduizend jaar geleden al op. Dat komt omdat zijn lichaam relaxed is en zijn geest niet waakzaam. Maar als wij worden geconfronteerd met een val, is die kennis niets waard: het lichaam trekt automatisch samen en verstijft.

Een judoka moet leren te vallen, om de grond als het ware ‘te ontmoeten’, in plaats van te proberen weg te blijven van de bodem – en dus de hele klap op te vangen met een klein deel van het lichaam, zoals de pols. Na een tijdje kan hij een val op de judo mat aan, en als de leraar zegt: “val”, dan kán hij dat.
Maar er ontbreekt iets. Op een dag komt de leraar stiekem van achteren op hem af, en trekt hem omver. Als hij dán goed valt, is het een deel van hem; hij doet het zonder te weten wat hij doet. Als hij door het verrassingseffect alsnog verstijft, is zijn training nog niet voltooid.
Zelfs als hij deze test doorstaat, is er nog één meer. Op een dag zal hij vallen, op het ijs of waar dan ook, en hij zal ook dan goed vallen. Als dit gebeurt, zal het zijn lopen en judo-praktijk gaan beïnvloeden, omdat hij in zijn onderbewustzijn altijd bang was om te vallen. Nu is de bodem zijn vriend geworden.

De toepassing van de Weg is om in het leven te vallen. Om in staat te zijn een grote ramp of tegenspoed te accepteren, met de hele persoonlijkheid, zonder ervoor terug te schrikken, en net als de enorme klap waarmee de judoka de mat raakt, meteen weer op te staan.
Om niet te schrikken van een morele valpartij. Want het maakt niet uit. De judoka probeert met alle middelen om niet te worden geworpen, maar als hij wordt geworpen, deert het hem niet en in zekere zin maakt het dus niet uit. Het maakt enorm uit en tegelijk maakt het niet uit.

七転八起 : “Val zeven keer en sta acht keer op.”

1 opmerking:

  1. Beste Mitesco,

    Je slaat de spijker op zijn kop! Iemand die niet goed kan /durft te vallen, judood nog niet vrij genoeg omdat hij denk ik nog in zijn achterhoofd bezig is om te denken "gaat het wel goed als hij/zij mij werpt" en dit belemmerdt hem of haar weer in het judospel.

    Het vallen is er bij mij door de jaren er gewoon ingebakken, een soort tweede natuur
    Ik kan enorm genieten als ik vol op mijn rug wordt geworpen, gewoon al door het feit dat ik weet hoe moeilijk het is om iemand gecontroleerd te werpen, van de andere kant vind ik het ook wel balen!

    Met vriendelijke judogroet,

    Kinsa

    BeantwoordenVerwijderen