maandag 28 februari 2011

Het geheim van kumi kata (1)

Waar begint een judotechniek eigenlijk mee? Dat is een belangrijke vraag. Een analyse van een worp brengt veel interessante punten naar boven.

De meeste judoka zullen zeggen: ik pak vast. In het gunstigste geval voel ik wat mijn partner doet, en dan maak ik de techniek, zet in, en werp. OK.

Kumikata en de vereniging van twee judoka

Vastpakken. Dan denken we aan kumi-kata, om het maar eens op zijn Japans te zeggen. Wat betekent dat woord eigenlijk? Kumi-kata 組方 bestaat uit twee begrippen/kanji die iets zeggen over wat we in judo eigenlijk doen. Het kanji 方 = kata. Dat betekent: de manier waarop, een weg, maar op een andere manier dan de weg in ‘ju 柔 do 道’. Weg hier als ‘methode’, technisch en niet spiritueel bedoeld. (Ook niet te verwarren met 'kata' 型 of 形, de 'vorm' van het judo kata!) Vanuit het Japans is 'kata' in 'kumi-kata dus ‘richtinggevend’, maar ook als een soort principe. Het kanji 組 kumi vertalen we gemakkelijk met ‘grijpen’ Maar eigenlijk betekent het veel meer “groep, team, verband, paar” en het komt van het Japanse 組む: kumu: verenigen, associëren, samenvlechten.
Letterlijk betekent kumi-kata dus niet zomaar ‘vastpakken’, maar: “Een manier om je met de ander te verenigen”. Kort gezegd: teamwork.
Het originele Japans drukt daarmee iets uit van wat judo ten diepste wil zijn. Het heeft niets te maken met agressie of geweld, maar met verbinding tussen twee mensen. Het ‘vastpakken’ is een middel tot een hoger doel van judo. Een manier om tot vereniging te komen. Daarover in een volgend blog nog eens wat meer.

Na het vastpakken volgt als het goed is de kuzushi en de debana. Dat wil zeggen: de ander raakt uit balans door zijn eigen beweging of jouw pakking en dan heb je de gelegenheid om te werpen. Is het zo simpel?

De schepping van technieken

Als je de gelegenheid voelt, ga je het werk uitvoeren. Het ‘maken’ van de techniek is een soort scheppingsdaad in het Japans: tsukuru 作る (letterlijk: scheppen, maken). Nu komen we op een belangrijk punt. Het scheppen van een techniek gebeurt door ons verstand. Je doet niet zomaar iets! Wanneer judo als intellectuele opvoeding heeft gewerkt (zie het menu ‘strategie’ op mijn webpagina mitesco.nl), dan gaat het principe van jukuryo danko werken (besluitvaardig handelen na zorgvuldige beschouwing.) Na eerst zorgvuldig te hebben waargenomen (met alle zintuigen, niet alleen de ogen, maar vooral de tastzin in de handen) wordt er razendsnel gehandeld. De meeste judoka wéten echter niet eens wat ze doen. Ze zeggen: ik voelde wat ik moest doen. Ja, inderdaad. Maar dat voelen is óók een waarnemen, zelfs zonder je ogen te gebruiken. Het komt vanuit de kumikata. De pakking als aanvoelen van elkaar. Vanuit dat eerste aanvoelen, voel je de kuzushi. Je verstand zegt dan als het ware “nu!” (debana) en vervolgens “en nu díe specifieke techniek beginnen!” (tsukuri). Dat is dus de uitvoering, waarop volgt: kake (voltooien) en nage (werpen). Allemaal in een fractie van een seconde.

(Vanuit het begrip van ‘kumu’ – verenigen, is de schepping van een techniek natuurlijk ook iets van het hart, je bedenkt niet alleen een mooie techniek, maar ook een manier om iets met je partner te delen. Het is niet alleen technisch-rationeel, maar ook moreel-emotioneel. Zie daarover later.)

Nu gaan we een stap verder.

Verkennende pakking

Als judo een weg is om je te verenigen met een ander (zowel op micro-niveau op de mat als op macro niveau in de samenleving – jita kyoei) dan is het altijd iets van de twee judoka die een ‘paar’ (kumi) gaan vormen op de mat. Het spelen met een zachte pakking als verkenning is een manier om af te tasten. Verkennen, zonder definitief plan waar je naar toe wilt. Openheid, onbevangenheid. Wat sommige judoka doen: vóór een randori of wedstrijdje al willen weten met welke worp ze gaan scoren/werpen is dwaas. Althans: leuk verzonnen, maar zó on-judo! It takes two to tango. Echte judoka stemmen zich volledig open af op elkaar en daarvoor is de eerste verkennende kumikata bedoeld.

Harde pakking
Het moderne gripfighting is in strikte zin geen kumikata te noemen. De pakking van sommige gevechten is zó hard en sterk, dat de judoka 1) niets meer kunnen voelen in hun knuisten en 2) eigenlijk al de pakking hebben van de eigenlijke worp. (Zou bestraft moeten worden!) In de worpfase (tsukuri/kake/nage) moet er natuurlijk heel anders worden vastgepakt. Veel judoka wéten niet eens het verschil, vóelen het niet eens. Pakken is pakken en altijd volgas. Helemaal anti-judo. Zeker als judoka de pakking van de ander gaan bevechten of ontwijken… dat kán in judo niet. Wat een onzin om van kumikata een stierengevecht te maken. Toch gebeurt het constant zo.

Twee soorten van vastpakken

We moeten weer onderscheid maken tussen de eerste pakking (de verkennende) en de tweede pakking (de uitvoerende). Daar zit tussenin: kuzushi, debana, tsukuri – balansverstoring, gelegenheid en het ‘maken’ van de techniek. Twee totaal verschillende vormen van grip.
-- Bij de eerste voel je alles in volkomen ontspanning en als poging om je te verenigen.
-- Bij de tweede heb je gekozen hóe je je verenigt met de ander in die specifieke techniek en span je de spieren aan om - met de energie die de ander je heeft gegeven - te kunnen werpen.
Bij de tweede vorm van grip 'verraadt' uke zijn tsukuri - wat hij van plan is en waarmee hij begint. Nog vóór hij de tai-sabaki van de worp gaat doen. Beide vormen kunnen elkaar overigens ook razendsnel afwisselen. Maar ze zijn wel te onderscheiden.

Kun je het nog volgen?
Dit verhaal is uiteraard niet te volgen voor een judoka die nét zijn gele band heeft en blij is dat hij drie beenworpen goed kan doen. Maar dit blog is ook voor gevorderden.

Nog een stapje verder dan.

Ping pong en go no sen

Wat vóel je nu eigenlijk van je partner als je hem verkent? Je voelt zijn bewegingen, maar ook al zijn plannen. Je voelt hoe hij een techniek opzet en jou probeert te sturen. De ander is eigenlijk steeds aan het zoeken naar jouw onbalans, en als hij die waarneemt, ‘schept’ hij een techniek zoals jij dat óók bij hem doet. Wat gebeurt er dus eigenlijk ten diepste tijdens de verkennende fase? Twee slimme judoka voelen van alles, analyseren dat in een fractie van een seconde, maken daar iets van, en proberen. Als de partner dat voelt, reageert hij daarop met zijn eigen waarneming en poging. Een ping-pong-spel van energiestromen. Via de handen en de beweging van het lichaam als signalen uitgezonden. Met de hara als balanspunt en het verstand als analytisch brein. Met de handen… die het allemaal doen in die fase. Een afwisseling dus ook van pakkingen: van zacht naar hard en terug als dat nodig is. Naar gelang de ander reageert en jij dat waarneemt.

Judo is dus altijd een afwisseling van de verschillende vormen van ‘sen’ (initiatief). Maar een goede judotechniek is bijna principieel ‘go-no-sen’, dat wil zeggen: tori steelt het initiatief van uke en werpt op basis van de energie die uke geeft. Als je Nage no Kata goed begrijpt, ga je dat voelen en ervaren. Het is nooit tori die de agressor is (agressie is geen judo) en tori is ook nooit de krachtpatser. Hoe dat werkt, analyseren we verder.

Tori voelt dus in de verkennende pakking de reeds uitvoerende pakking van uke, hij weet op die manier wat uke wil (diens tsukuri) en daar reageert hij op, voordat uke in staat is de techniek te voltooien (kake). Het gaat hier dus om het exacte moment van grip tussen het begin en de voltooiing van de techniek (tsukuri en kake) waarin tori nog iets kan doen of overnemen! Als de kake fase is begonnen, wordt tori tot uke en moet hij overschakelen op ukemi!

Nu komt het dan: tori's worp/techniek is dus in feite veroorzaakt door uke! Als tori werpt, is uke's aanval (tsukuri) mislukt. Als uke echter tori werpt, heeft uke gevoeld waar tori mislukte. In feite is tori’s uitvoerende kumikata dus een resultaat van uke die zijn definitieve kumikata op tori toepaste, tori voelde de overgang tussen de verkennende pakking en de uitvoerende pakking en hij pakt uke vervolgens razendsnel op zijn eigen misstap. Tori voelt uke dus niet alleen omdat er een worp wordt ingezet, maar aan de pakking voelt hij razendsnel dat het gebeurt. Uke verraadt zijn tsukuri al met zijn handen voor zijn hele lichaam tot tai-sabaki overgaat. De valstrik voor uke. Dat is judo. Dat is go-no-sen.

Is dit nog te volgen?

Golven

Het ping-pong-spel van de twee energiestromen is tevens de eenwording van de twee judoka. De energie is als water. Het gaat stromen of golven naar de ander toe. Het stroomt niet weg, lekt niet. Een gesloten circuit tussen de twee judoka. Het wordt opgenomen door de ander. Heen en weer, heen en weer. Tot er bij de ander een opening ontstaat of de ander iets meer geeft dan hij in zijn balans aankan (kuzushi). Dán loopt uke een stukje leeg, en tori ‘drinkt het water van uke’ en werpt. De grootste eenwording van beiden geschiedt als de één heeft gegeven en de ander heeft genomen. Uke neemt de worp in de ukemi, tori neemt ukes energie voor hij werpt. Uke geeft zijn energie, en tori neemt het. Ippon.

In een volgend blog ga ik proberen uit te leggen hoe Tokio Hirano zijn eigen specifieke manier van kumikata had, van éénwording met zijn uke… inderdaad: via golven.

donderdag 24 februari 2011

Nage no kata (9) Over trapleuningen en de domtoren

Ons westers lichaam en de cultuur

Een Japanner heeft eens uitgelegd dat men in oosterse culturen heel anders omgaat met het lichaam. En dat is waar. Ik ben eens gaan eten bij een authentiek Japans restaurant, en daar had men de bekende lage tafeltjes met kussens er omheen waar je eigenlijk niet normaal kan zitten. Om dat probleem op te lossen, had men voor ons westerlingen onder de tafel een ‘zitkuil’ gemaakt. Zodat we een ‘Japans’ gevoel bij de wasabi zouden kunnen beleven. Maar wees eerlijk: wij vinden het soms al vervelend om de za-zen judozit lang vol te houden. De oosterlingen denken dat je een betere spijsvertering hebt op die manier, maar wij denken daar anders over. Wij vinden ons minder geschikt om voor lotusbloem te spelen.

De cultuur bepaalt heel sterk hoe we als mensen ons lichaam gebruiken. En hoe we ons lichaam door de dag heen gebruiken, is weer bepalend voor hoe we ons judo doen. In een vorige blog schreef ik over de tai-sabaki van Tokio Hirano. We zien daar een kleine Japanner die als een soepele watergolf onder het zwaartepunt van zijn partner veert, en dan een worp inzet. Wat een lenigheid!

Neerploffen en toiletpotten

Wij Nederlanders zijn veel lomper en houteriger in onze bewegingen. Zoals we thuis op de luie bank ploffen, met een bak chips voor de teevee, zo vallen heel veel judoka ook op de mat als ze geworpen worden. Als een zoutzak, en dan moet het allemaal niet te hard gaan, dan hebben we graag een 'crashmat' (dikke mat). Wij hebben geen beste relatie met de vloer en ukemi is niet 'leuk'. Niemand gaat voor zijn lol op de grond liggen, wij slapen op matrassen in bedden, en niet op een matje – tenzij we gaan kamperen en survivallen of zo. Oudere mensen gaan op hogere bedden liggen en gaan op verhoogde toiletpotten zitten. Anders komen ze niet meer overeind. Moderne hangende toiletten zijn altijd hoog, terwijl we eigenlijk vanuit de logica van het lichaam best weten dat de ‘boodschap’ veel beter komt als we dieper door de knieën gaan, of op onze hurken boven een gat zouden zitten. Maarrr… dan krijgen we al snel spierpijn, of we komen niet meer overeind. We kunnen die kikkerzit niet meer, we kunnen de za-zen nog nét, we kunnen wel eventjes gehurkt zitten, maar allemaal niet te lang, dan willen we een hulpmiddeltje. Zoals we ook niet meer dagelijks kilometers lopen naar school of werk, terwijl men in Afrika rustig vijf uur op blote voeten loopt om op zondag naar de kerk te gaan. Wij lopen de hele dag op comfortabele schoenen, met sokken. Onze voeten voelen dus niets, vergeleken met Japanners die constant op blote voeten lopen. Tsugi ashi over de mat glijden? Onze voetzoelen zijn niks gewend hoor!

Trapleuningen en beenspieren

Ik las eens het verhaal van een Japanse dame van 93 die heel verbaasd was toen ze in het buitenland bij haar kleinkinderen op bezoek kwam en merkte dat men in alle huizen trapleuningen had. Dat had zij thuis niet! Zij was gewend om dag in dag uit zonder leuning de trap op en af te gaan en dús alles vanuit de benen en de heupen te doen… Wij gaan voor onze beenspieren in de fitness op speciale apparaten ‘traplopen’ en krijgen spierpijn naderhand. Als we ergens drie verdiepingen moeten klimmen, pakken we de lift. Laat staan dat we zouden klimmen zonder ons op te trekken aan de leuningen… maar daarom zijn onze heupen en beenspieren wél lui geworden. Wij gebruiken ze liever als we ons aan het einde van de avond uit het bankstel omhoog hijsen...

Kata en lichamen

Niet verwonderlijk dat vooral judoka die tevens voetballen, sterkere benen hebben. Sterk. Maar ook soepel? Wedstrijdjudoka hebben voordeel van voetbalbenen, maar katajudoka? Wij kunnen maar moeilijk alle judotechnieken soepel doen. Kata guruma bijvoorbeeld vraagt dat je lichaam super soepel is, en je de benen zo sterk en soepel kunt buigen dat tori helemaal onder uke kan komen en hem in één draaiende beweging, met de nek onder zijn zwaartepunt, kan kantelen. Omdat we wél sterke armen hebben met al die ‘trapleuningen’ gaan we daarom liever gewichtheffen met uke, dan dat we ons lichaam anders bewegen en de benen en de hara trainen. In feite durf ik best te beweren dat wij Nederlanders vanuit onze cultuur gewoon niet geschikt zijn voor bepaalde judotechnieken, of althans: dat het ons héél veel moeite kost om ze góed te doen. Nage no kata perfect doen, vraagt een motoriek die wij niet adequaat beheersen. Dat geldt dus voor de eerder genoemde kata guruma, waar we zo soepel en diep moeten kunnen gaan, wat bijzondere training van heupen en benen vereist. Maar ook de lange derde stap van uki otoshi is al een kunststukje. Om balans te houden en kracht te zetten vanuit je hara, terwijl je zo’n diepe lange en leninge beweging moet maken – en onder andere van dááruit de energie moet halen om vér te werpen… o wee. Doe de uchi komi daarvan maar eens vijftig keer achter elkaar en vertel de dag erna of je spierpijn hebt. De soepele draaibeweging van de heup in uki goshi… dat vraagt dat we méér doen dan een duw met de kont geven – zijnde het enige lichaamsdeel wat dag in dag uit verwend wordt in onze zittende cultuur. En zo kan ik heel wat Naga-no-kata-problemen relateren aan onze stramme lichamen.

En dan: de domtoren

Misschien moeten we maar wat extra oefenen voor onze Nage no Kata door dagelijks de domtoren te beklimmen zonder de trapleuning te gebruiken. En de laatste tweehonderd treden steeds een tree overslaan. Of eens een aantal treden zijwaarts naar boven en beneden. Of een aantal treden in een draaiende beweging, springend. Na een paar maanden gaan een heleboel technieken van het kata véél soepeler, daar durf ik wat onder te verwedden. Het “wax on, wax off-principe”van Mr Myagi praktisch toepassen voor judoka… Jammer dat we niet in Utrecht wonen. Maar ach, áls we er woonden, waren we er misschien te lui voor. Vinden we het gék dat we liever randori doen met onze sterke armen, dan kata waarbij je genadeloos door de mand valt als je niet in staat bent om je héle lichaam goed te gebruiken.

maandag 21 februari 2011

GRRR of: Hirano, sterk en lenig als water

Wedstrijdjudo en pakking

Bij heel veel wedstrijden zie je een taai gevecht om de pakking. En als de judoka eenmaal pakking hebben, dan lijkt het wel alsof ze die ook nooit meer willen loslaten. Klauwen, vingers in de dikke pakken, en GRRR je tegenstander aan stukken trekken. Op die manier proberen er een techniek tussendoor te krijgen, maar ja… het is maar goed dat wedstrijden maximaal vijf minuten duren in de reguliere tijd, want het kóst me toch een hoop energie zo! Niet voor niets dat judoka heel wat uren in de fitness zitten om hun conditie en spiermassa te trainen. Voor dit pakkingjudo (ook wel ‘gripfighting’) moet je wel sterk zijn, en de tegenstanders een beetje van gelijk gewicht, want anders… GRRR!

Er was een tijd in het judo dat men vocht met open gewichtsklassen (Okano-sensei pleit er voor om dat weer opnieuw in te voeren!) en een veel langere wedstrijdduur. Dat had voordelen, want dan was je niet zo afhankelijk van snelle scores, had je meer tijd voor newaza en boven alles… het pakkingjudo was meteen ten einde. Veranderen of de brancard op. Dertig minuten GRRR is alleen voor mensen met een kunsthart geschikt.

Er is iets voor te zeggen om te beweren dat gripfighting helemaal geen judo is. Succesvolle coaches zullen me tegenspreken, maar daar heb ik lak aan – ik ben een onafhankelijke outsider. Ach ja, het is een leuke sport waarmee je medailles kunt halen, maar judo gaat natuurlijk niet om de pakking, maar om de techniek. En die begint wel met pakking, maar eindigt met uke op zijn rug. Judo gaat natuurlijk om kuzushi/balans, debana (timing) en tai sabaki (beweging). En dan zijn de armen wel de balangrijkste instumenten, maar de beweging en de balans komen toch echt uit de onderbuik (hara) en niet uit de kumikata.

Pakking wordt pas écht een probleem als de judoka er naar streven om de ander af te houden in plaats van met hem te communiceren. Dan krijg je de zogenaamde ‘strakke armen’ (stiff arming) waarbij de judoka zorgt dat hij overwicht heeft door kracht (gespannen spieren) en vanuit een verdedigende houding (vaak gebogen) een enkele aanval probeert. GRRR, dat is het eindstation van judo.

Judo en harmonie

Judo zou in de eerste plaats communicatie moeten zijn. Een gevoel voor de ander, een proces van harmonie in de energiestromen en de personen die met elkaar bezig zijn. De pakking is dan een middel om met de twee antennes die je uitsteekt naar de ander, de signalen van je partner te laten oppakken. Het signaal wanneer de ander bijvoorbeeld (al dan niet door jouw bewegingen) uit balans raakt. Die éne milliseconde. Dat is jouw debana (kans) en op dát cruciale moment moet jij dan zo beweeglijk zijn om je lichaam te laten werken (tai sabaki). O wee als je dán, op dat moment, zo stijf staat als een strijkplank. Omdat je GRRR met je armen gespannen staat af te houden. Gesteld dát je al iets voelt, ben je om dat moment niet in staat te schakelen naar debana en tai sabaki. Of je ‘tai-sabaki’ is een explosieve aanval van pure spierkracht. Juist ja, zoiets als een poging tot ‘hiza guruma’ *kuch* wat meer weg heeft vaak van een low-kick uit de kickboksclub. (Waarom zouden judoka tegenwoordig toch scheenbeschermers dragen?) Kom d’r maar in, mensen van een zekere judoclub uit Haarlem!

Ik ben er steeds meer van overtuigd dat het bij veel judoka al fout gaat voor ze de mat op stappen. De GRRR-stiff-arming begint al bij de innerlijke houding. Het is niet de schuld van het wedstrijdjudo dat judoka een wedstrijdhouding aannemen. Het is het gebrek aan gevoel voor partnerschap, vriendschap, vóór men gaat judoën. ‘Rei’ is een leeg woord geworden. Wij beschouwen de medejudoka als tegenstanders en niet als vrienden. Misschien moesten we niet alleen buigen als judoka naar elkaar, of handjes aantikken, maar elkaar hartelijk omhelzen voor we hajime zeggen. Voel elkaars hart maar kloppen. Een medejudoka is geen blok beton wat door de mat moet worden geramd, maar een mens van wie je veel gaat leren, iemand voor wie je dankbaar moet zijn, iemand die je gaat voelen en ontmoeten. Het begint in je hart.

Soepelheid

Vervolgens zou de voorbereiding in de fitness niet alleen op sterke spieren (bankdrukken en zo) moeten focussen, maar vooral op soepelheid. We hebben als judoka een goede conditie nodig, dus rennen en fietsen is goed. We moeten stevige en gerichte spiertraining doen, om blessures te voorkomen en niet meteen door onze knieën te zakken bij iedere worp. Maar verder is lenigheid nog véél belangrijker. Want die sterke spieren hebben we nodig als verdediging tegen medejudoka die het nog niet helemaal begrepen hebben. Maar als we alleen nog maar partners zouden hebben en het juiste gevoel, dan konden we met de helft minder toe. Dan waren onze handen eerder de instrumenten van de pianist, en niet van de stratenmaker. Dan hadden we armen en benen als paarden en niet als olifanten. Dan hadden we de beweeglijkheid van antilopen en hazen, die in staat waren om niet alleen sterk te stáán op de mat, maar ook om beweeglijk genoeg te ‘springen’ voor de perfecte tai sabaki. Nadat ze met hun fingerspitzengefühl zouden weten wanneer het perfecte moment (debana) was aangebroken.

De warming up oefeningen zouden daarom best anders mogen zijn. Wie een video zou bekijken van hoe Tokio Hirano zijn warming up doet, moet naar de hedendaagse maatstaven misschien wat lachen.
Wat een dans. Wat een show. Ja, maar ga daarna eens kijken naar hoe Hirano beweegt over de mat. Sommigen gaan dan noch harder lachen. Die man staat te springen en te doen, alsof hij een toneelstuk opvoert. Of sommigen denken daarbij aan aikido. Ja ja, lach maar. Hirano kreeg iedere judoka geworpen en niet alleen omdat zijn springerigheid zijn partners zó aan het lachen bracht dat ze vanzelf al uit balans waren.

Soepelheid en tai sabaki

Soepelheid is volgens mijn bescheiden mening de basis voor alternatief judo in deze tijd. In alle opzichten.
- Wie soepel is van geest, staat veel meer open voor de ander dan iemand die zichzelf GRRR opsluit in zichzelf en zich verschanst in eigen ambitie en ego. Partnerschap begint met empathie en empathie begint met het loslaten van elke innerlijke verstarring.
- Wie soepel is van geest, zal ook in zijn lichaam gaan ontspannen. Stress en soepelheid zijn geen natuurlijke partners. Wie gestresst is, zal de schouders samentrekken, spieren strak zetten en alleen al daarom gespannen ademhalen. Ontspannen ademhalen is: je hele lichaam relaxen en genieten van elke molecuul zuurstof. Ontspannenheid maakt open en dankbaar voor het leven en geeft blijheid. O, is dit een van de hoekstenen van Zen?
- Wie vervolgens soepel van lichaam is, ademt vrij, ademt in relatie met zijn hara/onderbuik en heeft energie in alle uithoeken van zijn lichaam. Hij kan in één ademtocht adem en hartslag van zijn partner voelen, alsof twee zielen met elkaar versmelten, en perfect reageren op elke mini-beweging van de ander. Balans en onbalans worden gevoeld, zachtmoedig uitgelokt als in een dans, en daarin ontstaan gelegenheid en beweging als van nature. Ja, van nature: het ju-element wat leidt tot kuzushi, debana en tai sabaki; voltooid in een kake en ukemi waarbij controle en harmonie hand in hand gaan.

Dít judo is waard om herontdekt te worden. Zonder kunstmatig dansen en springen te worden. Judo is écht. Seiryoku zenyo wil zeggen: energie gebruiken. Het betekent niet dat er géén energie wordt gebruikt. De soepelheid van bewegen naar lichaam en geest zorgt er wél voor dat er geen energie verspild wordt. Er wordt ingespeeld op wat de judoka elkaar geven en nemen, en die beweging en krachtsinspanning is waarachtig.

Hirano de meester


Terug naar Hirano-sensei. In de meesterlijke serie ‘Kosen-judo’, op youtube gezet door Busenjudo uit Milaan staan nog veel meer zwartwitfilmpjes, nota bene opgenomen in ons eigen land (Kasteel Well, 1966) waar Hirano met ‘Opa’ Ger Schutte en de huidige JBN-bestuurder Koos Letterie zijn beroemde cursussen gaf. Het is mij overigens een raadsel waarom men in ons land niets meer doet met deze traditielijn van de grote Hirano. Schutte’s erfenis is bij ‘zijn’ Kenamju natuurlijk vakkundig gemold door de van der Geests en hun harde wedstrijdlijn. De JBN is wel vaker vergeten waar haar wortels liggen. Maar wie het bovenstaande over soepelheid leest en met die ogen kijkt naar deze video, zal moeten toegeven dat hier een geweldig lenig en effectief judo wordt bedreven. Wat zijn we toch een stel harken geworden!

Kijk daarom naar dit filmpje. Dat is wel wat anders dan gripfighting! Let ook op hoe geconcentreerd Hirano kijkt en beweegt bij zijn pakking, hoe hij aftast, maar ook hoe hij met zijn golfbewegingen continu controle houdt over zijn hara. En dus in balans blijft.

Water

O ja, wat is het geheim van dit judo? Water. Water is soepel en sterk. Hirano-sensei maakte ook een eigen kata, die je verder op bovenstaande video kunt bekijken. Zoals Hirano over de mat vliegt, is hij net een levende golfbeweging. Een golf die soepel en lenig op zijn partner landt, en daar de perfecte tai sabaki toepast. Daar is geen stiff-arming tegen bestand. Wie pakking heeft met zo’n beweeglijk lichaam, vóelt alles, kán alles, wérpt alles. Als water dat zelfs de hardste rots kan bewegen.

Om dat te bereiken moet je echter wel oefenen in de golfslag van het leven. Mentaal en fysiek dagelijks de warming up doen van de video, en de harmonie met medemensen in je hart ervaren. Die laatste oefening is begin- en eindstation van het judo. Het begint op de mat en eindigt met jita kyoei.

zaterdag 12 februari 2011

Shiai en kuzushi - over balans

“Ik denk dat iedereen die deze titel leest, meteen bij Shiai denkt aan wedstrijden en bij Kuzushi aan de vorm van Happo-no-kuzushi. Beide concepten zijn van toepassing op de titel, maar het is maar het is slechts één laag er van, zij het niet de meest onaanzienlijke.

Ik zie dojo waar men zichzelf ‘judo club’ noemt, maar waar men geen wedstrijden doet en/of toestaat. Ik zie ook dojo waar men niet wil horen van Kata. Twee extremen en geen van beide kan of mag zichzelf Judo ryu Dojo noemen.

Shiai is het toppunt van wat we in onze lessen trainen, gedurende weken, maanden en jaren. Ik zeg dus niet dat kampioenschappen nodig zijn om het elk weekend te doen, 10 jaar lang. Ik zeg wel dat er zonder wedstrijden er geen Kodokan Judo is. Waarom?

Wat leren we van competitie in judo? Allereerst leren we of onze waza wel werken ten opzicht van een onwillige partner en onder druk. Het is een test van onze lichamelijke mogelijkheden in de judo waza. Dit kan worden gezien als de tweede ‘laag’ in shiai.
De diepere laag is, dat we leren onszelf te controleren, terwijl we lichaam en geest onder grote druk zetten. In het leven ontmoeten we die stress elke dag, en hoe we er dáár mee omgaan kunnen we leren door Judo shiai.

In het leven zijn er situaties waarbij we dezelfde confrontatie aangaan, net als in Shiai. Daar leren we hoe we een counter of follow up geven met woorden. Deze vaardigheden kunnen worden geleerd en gekopieerd in Shiai. Als we worden aangevallen in shiai kunnen we meegeven en er in gaan, of we kunnen verdedigen en counteren, net als bij discussies in het leven?

Als we onze partner bevechten in shiai, gaat het er dan echt om dat we hem/haar proberen te verslaan, of zou shiai de kans kunnen zijn om geest en lichaam te ontwikkelen om zo efficiënt mogelijk te gaan functioneren?

De gouden, zilveren of bronzen medailles zijn niets vergeleken bij het verslaan van onze eigen demonen en duivels die we allemaal ontwikkelen gedurende het traject van onze groei. Shiai is de kans om onze vaardigheden in dat gevecht te scherpen, terwijl we onze emoties onder controle houden en omgaan met succes en nederlagen op dezelfde manier. Beide zijn namelijk valse goden en beide gevoelens blijven ook maar één dag hangen.

Judo is uniek omdat judo een manier is waarbij we niet alleen ons lichaam trainen en gezond maken, maar ook onze geest. Met een gezonde geest en een gezond lichaam zijn we in de sterkste positie om anderen te helpen.

Er zijn zoveel facetten aan judo, dat het simpelweg onzin is om judo te identificeren met shiai. Net zoals die dojo die zeggen dat kata, gokyo en randori judo zijn, ook niet in balans zijn. Judo is een mix van onderdelen die samenkomen om een geheel te zijn en waar die onderdelen ontbreken, kan nooit het complete judo worden beoefend. Kuzushi in alles. Eet goed, drink goed, geniet het leven maar doe al deze dingen op een evenwichtige manier, net zoals ze leren te doen als we judo beoefenen.

Ukemi, reigisaho, gokyo, kata, atemi, newaza, tachi waza, kappo, randori, uchikomi, shiai etc etc zijn slechts onderdelen. Alles bij elkaar maken ze judo, Judo. Als we het één meer doen dan het ander, zijn we uit balans.. Balans is noodzakelijk voor shiai, het leven en het leren van judo.

Degenen die denken dat judo is: ‘rei-gooien’ – ga weg! Denk nog eens na! Dat is een te beperkte visie op de wereld. Ik vermoed dat deze mensen dezelfde lui zijn die de hele wereld in zwart-wit termen bekijken. Laten we nooit het belang van alle elementen van de judo syllabus onder- of overschatten. Kuzushi gaat niet over de balans van onze partners, het is een concept voor het leven.

Judo weerspiegelt onze persoonlijkheid. Psychologen kunnen een beeld scheppen van iemands emotionele karakter als ze hem observeren in shiai. Degenen die grote aanvallen doen met enorme technieken kunnen extravert zijn, terwijl degenen die kleine aanvallen doen misschien introvert lijken. Degenen die nooit echt aanvallen maar afwachten om te counteren… wat denk je dat die voor typen zijn in de samenleving? Degenen die met een vuil judogi binnenkomen en ongemanierd zijn in de dojo. Hoe denk je dat die zijn in de samenleving? Hoe denk je dat iemand zich in de maatschappij gedraagt als hij net zo reageert als in shiai, wanneer hij verliest zijn gi op de grond gooit en schreeuwt tegen de scheidsrechter? Wat denk je dat de staat van iemands huis is, als hij als judoka een smetteloos schoon gi draagt en netjes geknipte nagels heeft en correcte reigisaho laat zien?

De volgende keer dat je naar je dojo gaat… neem wat tijd om je medejudoka te observeren en zie wat je kunt zien naar aanleiding van hun gedrag op de mat. Ga dan naar huis en kijk naar jezelf en zie wat je kunt doen naar aanleiding van je judo training en shiai, om jezelf positief te veranderen.”

Aldus sensei ‘Akeru’ 7e dan, Judoforum 14-12-2006.

We kunnen zo veel leren van judo en wedstrijden. Het is niet positief of negatief in zichzelf. Als we er maar met de juiste houding in gaan staan. Judo is het zoeken van balans. De mat als leerschool van het leven. Kata, randori en shiai: van schoonheid en rust naar de drukte van het bestaan en je daarin toch vrij kunnen voelen. Een judokunst.

maandag 7 februari 2011

Je overwinning vieren?

Afgelopen weekend werd in Parijs het belangrijke Grand Slam toernooi gehouden, waarbij niet alleen onze eigen judoploeg (met daarin Juul Franssen van onze Helmondse sportschool) actief was (helaas geen medaille in Helmond...), maar ook de hele judotop van de wereld.

Teddy Riner vocht voor eigen publiek. Hij is een fransman, maar vooral ook een vechter. In de finale +100 versloeg hij de Japanner Daiki Kamikawa met wazari-awasete-ippon na een succesvolle houdgreep. Tot zover het gewone judonieuws.

Maar wat meneer Riner daarna presteerde, is echt een dieptepunt voor het judo.
Hij staat op, gaat als een triomferende puber richting het scorebord en daar staan wijzen naar de score van zijn tegenstander. Wat bedoelt hij? 'Kijk eens, ik heb het gemaakt'. In het gunstigste geval. Maar hij wijst op 4:01 in de video duidelijk naar de nul van de Japanner, zie de screenshot op de onderstaande feauteau.


Voor en na het afgroeten staat Riner zijn adrenaline af te reageren in woeste vechtgebaren, het publiek ophitsend nog harder te gillen, en zijn eigen ego te etaleren.

De hele judowereld spreekt schande van Riner's gedrag, zelfs de commentaarstem van het toernooi, duidelijk te horen op het einde van de video. Bekijk het zelf op de bijgaande clip (vanaf 2:10) en lees ook de commentaren op youtube en het judoforum, die liegen er niet om.



Ik zelf trek bij dit gedrag een streep. Ik zou het gepast hebben gevonden als de EJU scheidsrechters alsnog hansokumake hadden gegeven voor deze schending van de 'spirit of judo'. Met het niet-respecteren van de tegenstander (die we gewoonlijk 'partner' noemen in judo) heeft Riner een grens overschreden. Dat deze man het judo-idool kan zijn voor zoveel Fransen, is het slechtste signaal dat men kan afgeven. Judo is een weg van opvoeding, fysiek, intellectueel en moreel. Judo zou de Fransen (en de wereld) moeten leren hoe we met elkaar omgaan. Niet als tegenstanders, maar als vrienden. Dan mag je best een keer hard 'yes' roepen als je wint, of je duimen omhoog steken - dat is goed voor je zelfvertrouwen als je 15 of 16 bent - maar niet op dit internationaal niveau. Een wedstrijdstadion bij een Grand Slam hoeft echt niet sacraal en sereen als een kerk te zijn, maar nu maakt men er een Collosseum van, een arena, waar alleen de duimen naar boven of beneden er nog aan ontbreken om de idee van een gladiatorengevecht compleet te maken.

Hier zien we ook de onoverbrugbare kloof opdoemen tussen judo als weg van respect, een vriendelijke sport zo we willen, en aan de andere kant de harde wereld van de Mixed Martial Arts en K1 gevechten. Judo is geen vechtsport zoals de anderen. Teddy Riner kan een grote carrière tegemoet zien in de kooien van K1 in Japan. Ja, ook Japan is vaak los van haar wortels, of zo je wilt, terug in de tijd van de harde jujutsu-vechters voor de geboorte van Jigoro Kano.

Je overwinning in shiai vier je bescheiden. Want de grootste overwinning is die op jezelf, zou Kano zeggen.
"Een egocentrische mentaliteit is nooit aanvaardbaar." (Kyuzo Mifune)

"Als je wint, schep niet op over je overwinning. Als je verliest, word dan niet ontmoedigd." (Jigoro Kano)

"Het is niet belangrijk om beter te zijn dan iemand anders, maar om beter te zijn dan gisteren." (Jigoro Kano)

Riner heeft nog veel te leren, en de Fransen die hem toejuichen hebben ook bijles nodig. En als meneer dat niet wil leren, doet hij de judowereld een groot plezier om zijn energie verder te besteden aan iets anders dan judo. Er zijn prima alternatieven.

zaterdag 5 februari 2011

Vol op je rug gaan

Wie wedstrijdjudo doet en medailles wint, zal zich misschien concentreren op het resultaat. De andere judoka gaat vlak op zijn rug, dus ik heb een ippon gescoord. Ippon is winnen.

Wie aan kata doet, of gewoon techniektraining doet, wil uiteindelijk óók de andere judoka op zijn rug laten landen, al staat daar dan geen scheidsrechter bij die ‘ippon’ roept. Maar waarom leggen we een ander altijd zo graag op zijn rug? Of waarom houden we een ander zo graag op zijn rug tegen de mat als we een houdgreep toepassen? Op een enkele uitzondering bij verwurgingen en armklemmen na, eindigt iedere judotechniek met uke op zijn rug.

Wat draagt het bij aan vrede en harmonie tussen mensen, om iemand op zijn rug te leggen? Jita kyoei is toch het doel van judo? Kun je de ander dan niet beter gewoon op zijn voeten laten staan?

Natuurwetten

Als er geen natuurwetten zouden bestaan, zou een judoka misschien niet werpen. Maar dat zullen we nooit weten, want de wetten zijn er nu eenmaal vanaf de schepping der wereld ingelegd. En één van de belangrijkste wetten is de zwaartekracht. Wij staan op de aarde, maar de aarde trekt ons aan. De tweede wet is die van de beweging. Alles is altijd in beweging. Panta rei. Stilstand bestaat niet. Judo is: beantwoorden aan de wetten van de natuurkunde, en dat perfect doen. Elkaar helpen om die wetten perfect te gehoorzamen. En dus: bewegen en vallen. Zo is het leven, en zo is het judo als oefening. Levensschool.

Wie valt, moet op zijn rug vallen. Wie ligt, moet op zijn rug liggen. Om daarna weer op zijn voeten te gaan staan.

We kunnen zeggen dat uke op zijn rug optimaal wordt gecontroleerd, maar is dat wel waar? Als je iemand op zijn buik legt, en je knie in de rug zet, heb je zeker zoveel controle. Controle is dus niet het enige argument voor de vechter. Er zijn betere argumenten.

In de eerste plaats is het veel veiliger dat iemand een soepele rolbeweging kan maken met de ruggengraat naar beneden, met de nek ingetrokken. Het menselijk lichaam buigt soepeler naar voren dan naar achteren, de ruggengraat en de nek kunnen beter niet worden overstrekt. Iemand op de buik neersmakken is niet goed, niet voor niets dat mae ukemi (voorwaarts) altijd de valbeweging opvangt zodat het lichaam zachter neerkomt, zodat nek en hoofd worden beschermd. Dat doen we voorwaarts anders en intensiever dan zij- en achterwaarts.

In de tweede plaats is het een houding van respect en openheid om de ander in de ogen te kunnen blijven kijken. Als deel van de controle (leeft-ie nog) maar ook om te kunnen blijven werken aan de harmonie die judo fundamenteel tot stand wil brengen. Judoka zijn partners van elkaar, die weliswaar niet alleen zachtzinnig met elkaar omgaan, maar ten diepste hun energiestromen met elkaar vermengen en dus in elke techniek met elkaar verbonden raken. Zelfs als je iemand bijna bewusteloos wurgt is dat zo!

In de derde plaats is de betekenis van ukemi niet alleen het vallen, maar ook het opstaan naderhand. In het oude jujutsu was het doel van het neervellen het doden. In het judo is het doel van vallen het opstaan. Zeven keer vallen, acht keer opstaan.

Tori helpt uke

Tori helpt uke dus om veilig te beantwoorden aan de wetten van de natuur, door zijn balans te verstoren in de beweging (wet 2) en hem veilig te laten vallen (wet 1). Beweging en zwaartekracht. Het doel van dat alles is: elkaar helpen te leren hoe om te gaan met de krachten van het leven, te harmoniseren en samen vooruitgang te boeken. Tori voedt uke op, en uke tori. Judo werkt aan lichamelijke levenswijsheid, gevoel voor de natuur en het eigen lichaam. De balans en de omgang met de krachten. Veiligheid in het spel van de krachten. De rug als rolkussen waarmee de energiestromen worden afgeleid naar de handen die ‘petsen’ en in ieder geval mee-opvangen. Het hele lichaam in balans, ook als het valt… op de rug.

Natuurkundeles

Ik heb trouwens een interessant boekje in de kast staan, waarin judo en natuurkunde met elkaar worden verbonden. Het bestaat al 50 jaar en het is nog steeds actueel. Het hele principe van kuzushi in het judo heb ik nog nergens zó uitgelegd zien staan. Met alle theorie, natuurkundige formules en uitwerken van technieken. Voor alle waarom-vragen. Het heet ‘The Secrets of Judo’ door Juchi Wanatabe en Lindy Avakian. Je kunt het kopen bij Amazon en Bol, maar ook gewoon integraal gratis lezen en downloaden op http://www.judoteacher.net/judoteacher01.php. Het is ongelooflijk wat er nog meer achter judo zit. Wie zich in Nage no Kata verdiept, komt al die vragen tegen. Wie wil snappen waarom judo werkt, moet eigenlijk dit boekje eens lezen. Om te begrijpen waarom wij altijd worden aangetrokken tot de mat. Om daar mooi op onze rug te gaan. Veilig en zeker.