dinsdag 31 januari 2012

Randori – niet per se op volle kracht

Vanavond ga ik weer lekker judoën en ofschoon onze groep vol judoka zit die vanwege handicaps en beperkingen op hun eigen niveau benaderd moeten worden, verheug ik me ook op randori. Want randori is juist mooi als ik voor iedereen een persoonlijke benadering heb en niet de standaard-bulldozer-tactiek.

Mijn omgangsvormen

In onze groep zijn er ook ‘gewone’ judoka. Een man van mijn leeftijd en graduatie, beresterk. Als ik met hem op volle kracht randori doe (newaza of tachiwaza) , leg ik het helemaal af. Ik ben gewoon geen partij voor hem. Het is dan ook verstandig dat ik van tevoren zeg: “pas een beetje op hè!” Want je moet in judo altijd en overal het welzijn van de ander voor ogen hebben en dús pas je je aan aan elkaar! Ook al is randori in zekere zin een ‘krachtmeting’, het gaat niet om winnen maar om leren en dat vraagt dat je je aanpast aan elkaar. Ik durf dat ook gewoon aan anderen te vragen als ze dat niet uit zichzelf doen.

Die aanpassing wordt vooral van de sterkste en bedrevenste gevraagd. Degene die minder sterk of bedreven is, past zich aan door zijn grenzen een beetje te leren verleggen of te leren van zijn ukemi. Maar degene die de beste is, past zich aan de zwakkere aan door zijn uke zorgvuldig te controleren, of zelfs de ander te laten leren door kansen te geven!

Dat laatste doe ik zelf bijvoorbeeld als ik met een van de jongere judoka train. De judoka is kleiner, lichter en heeft weliswaar dezelfde graduatie, maar als ik zou willen, kan ik hem natuurlijk met gemak vernederen. Dat doe ik echter principieel niet. Sterker nog, ik zeg tegen hem bij randori: “je mag alles met me doen en uitproberen” en zeker op de grond laat ik hem dan alle kansen pakken, terwijl ik zelf niet met volle kracht over hem heen ga. Ik pas me aan hem aan, en laat hem ook doen waarvan ik weet dat hij dat leuk vindt. Wil hij mij flink verwurgen? Prima hoor! Dat kan ik van hém hebben, dus vooruit.

Met de G-judoka pas ik me nog veel méér aan. Uiteraard zeg! Sowieso doen zij bepaalde technieken niet, dus ik dan ook niet. Maar ook kijk ik naar de beperkingen die ze hebben en zorg dat het voor hen leuk en veilig blijft. Jita kyoei, samen schitteren, altijd!

Evenwicht zoeken

Randori is serieus judo, maar het is geen echte wedstrijd op leven en dood. Het is vrij oefenen, maar ook een zeker spel. In dat spel zoekt de judoka niet alleen het fysiek-technisch evenwicht (seiryoku zenyo), maar ook op mentaal niveau. Balans tussen beide. Ik heb eens randori gedaan met een judoka die technisch zwakker was, maar wél vol er in wilde gaan. Nou, dan wil ik dat ook wel eens, kom maar op! Terwijl als een judoka die technisch net zo sterk/zwak is, maar waarvan ik aanvoel dat hij dat niet op volle kracht wil, het van mij ook niet krijgt. Waarom zou ik het ‘spel’ verpesten voor ons beiden?

Een goede judoka schat dus niet alleen in of de ander op niveau van kracht en techniek meekomt – met elkaar – maar ook wat de mindset van de ander is – wat wil hij met mij? Wel of niet?

In veel gevallen zal het betekenen dat het van beide kanten een stap vraagt. De sterkste levert wat in, de zwakste zet een tandje bij. Maar de echte kracht van beide judoka zit ‘tussen de oren’: ben je in staat om de ander zo aan te voelen dat wát je ook doet, het voor beiden fijn judo is? Dan zal in de meeste gevallen blijken, dat HARD er op gaan, niet de enige weg is. En niet de beste weg. De beste weg in judo is: balans. Balans in energie – tussen beide judoka – en evenwicht in elkaars mentale kracht. Dat is seiryoku zenyo en jita kyoei ten voeten uit!

Randori op volle kracht is dan niet alleen de fysieke strijd, maar in de eerste plaats aan elkaar laten zien dat je grootste kracht ligt in je vermogen je aan elkaar te geven en je aan elkaar aan te passen. In alles.

Ik wens alle judoka van ons land zo’n evenwicht in zijn/haar randori!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten