zondag 18 maart 2012

Small is beautiful? (2)

Ik eindigde vorige week het eerste deel van mijn blog met de vraag of ook de JBN die steeds meer lijkt te wedden op de paarden van de grote centra, die investeert in grootschalige regionale trainingsscentra, niet dezelfde kant op gaat met het judo als de fitness-boeren… Big bigger, biggest…

Wat de JBN doet

Ja, de keuze van de JBN gaat duidelijk in die richting. Als de JBN haar zin krijgt met alle regels voor wedstrijdjudoka die verder willen komen, betekent dat ongetwijfeld het einde voor de kleine sportscholen en verenigingen, tenzij die elke bovenregionale wedstrijdambitie loslaten.
Op Judogalery was er eind vorig jaar een hele discussie over de Kwalificatietrajecten in 2012 voor judoka die mee willen doen om de uitzending naar de grote internationale toernooien. De JBN hanteert daarbij steeds strakkere criteria, voor zowel de judoka als de coach. De tijd dat een judoka vanuit een kleine plaatselijke sportschool of vereniging kon doorbreken naar de top, is echt definitief voorbij nu. Want niet alleen de judoka wordt verplicht aan allerlei trainingen en stages deel te nemen, maar ook de coach (als hij tenminste coach wil blijven) móet aanwezig zijn op allerlei momenten. Dat kan een ouderwetse sensei die zijn dojo in zijn eentje runt, zich uiteraard niet permitteren. Niet financieel, maar ook niet praktisch – wie geeft er immers de lessen als de sensei op JTC- of bondstraining aanwezig moet zijn?

De JBN lijkt daarmee een fundamentele keuze te maken voor de judoclubs. De keuze voor grootschaligheid en professionalisering, zoals vooral Kenamju in Haarlem – de thuisbasis van de technisch directeur van de JBN, Cor van der Geest en mannenbondsoach Maarten Arens – en Budokan Rotterdam werken. Anderen proberen dat na te doen. Je ziet dan ook massaal judoka ‘overstappen’ naar de grote clubs – al dan niet vrijwillig…

De discussie op Judogalery was interessant, omdat ze bevestigt wat we ook in de fitnesswereld en de rest van de sportwereld zien: alles moet groter en de kleineren moeten verdwijnen. Met alleen dit verschil dat de judowereld bestaat uit een amalgaam van allerlei kleinere verbanden en clubjes, waarbij de achterban van de JBN vooral bestaat uit de (betalende) judoka van al die kleine (betalende) clubjes. Een achterban die zich op den duur uiteraard niet meer herkent in wat de JBN bedenkt (zoals ik twee maanden geleden ook schreef in verband met het partijblad ‘Judovisie’.)

Talententraining of –verspilling?

Maar donkere wolken pakken zich samen boven de kleine judoscholen en -verenigingen, zeg maar: type 1 en 2 uit mijn vorige blog. Als zij niet kunnen of willen veranderen, moeten zij al in een redelijk vroeg stadium hun ‘talenten’ afgeven aan de grotere clubs die door hun grootte wél aan de eisen kunnen voldoen. Met als gevolg:
1) Talent in de regio moet al heel vroeg fundamentele keuzes maken, lang voordat hun judo-discipline is uitgerijpt en de omstandigheden ideaal zijn voor een echte keuze. (Zeg maar: voor je achttiende ben je als judoka nog niet volgroeid, het gesleep met -17 judoka is eigenlijk al absurd, laat staan voor de -15!)
2) Talent in de regio vindt niet meteen de weg naar de grote centra (iedereen begint met judo namelijk ‘in de buurt’, zeker als men nog jong is.
3) Talent komt in de regio zo helemaal niet meer tot ontwikkeling, omdat de beste trainingspartners al snel vertrokken zijn en men dus achterblijft met ‘mindere’ judoka.
4) Talent wordt niet meer ontdekt als de kleine sportscholen en verenigingen hun deuren sluiten en de echte ‘sensei’ die zich om zijn judoka bekommert er simpelweg niet meer is omdat hij niet meer kon leven van zijn grote passie.

De grote vraag is dan ook: is de keuze van de JBN voor grotere talentencentra en –trainingen wel de juiste? Komen de beste talenten zo naar boven? Het gemopper van de technische staf dat er niet genoeg talent doorbreekt vanuit kleine scholen en clubs, overtuigt mij niet dat het talent er over vijf jaar wél is, als je alles groter en ‘professioneler’ maakt.

Ik snap best dat schaalvergroting voordelen kan hebben. Dat is voor gemeenten, ziekenhuizen, onderwijs en kerken al lang aan de gang. Maar overal zie je dat de menselijke nabijheid nogal eens het slachtoffer wordt, en dat er veel meer bureaucratie ontstaat dan wenselijk zou zijn. Bij judo is het – zeker bij jonge judoka – maar helemaal de vraag of zij wel gedijen in een sfeer van afstandelijkheid en professionele anonimiteit. De beste judoka uit de geschiedenis waren nooit leerlingen van een maga-sportscentres, maar uchi-deshi van een grote sensei die hen beschouwde als slaaf en kind tegelijk. Harde, maar persoonlijke training. Kleinschaligheid als sleutel tot het échte succes of beter gezegd: het betere judo.

Het karakter van het NL-judo

Want dat is mijn sombere slotconclusie voor het judo in het algemeen.
De keuze van de JBN zoals die zich ook uitdrukt in de ‘Judovisie’ is consequent gericht op wedstrijdresultaten. Om die te bereiken is een hele grote schaal nodig, met grote trainingscentra. In die visie is eigenlijk geen plaats voor kleine sportscholen en verenigingen type 1 en 2. Daarmee verandert een JBN het hele karakter van het Nederlands judo. Gewoon judoën voor je lol kan over een paar jaar alleen nog op tweederangs-niveau. En zelfs daar zal het competitie-element alles doordringen en besmetten als we niet opletten. Mét de hele schaalvergroting verandert het judo van een mooie, persoonlijke, zachtmoedige en harmonieuze weg, in een commerciële, onpersoonlijke, harde en soms respectloze weg. Als dát doorzet is het hart uit het judo gesneden.

Mooi judo overleeft alleen als de menselijke maat bewaard blijft. Small is dan zeker beautiful. Hopelijk blijft het bestaan…

1 opmerking:

  1. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat het klassieke concept van judo als educatief systeem alleen nog gered kan worden door een "harde reset" van de relatie met de JBN.

    Ergo: breken met die hap. Herijking van fundamentele waarden in het judo, en de manier waarop wij ons judo willen beleven.

    Als dat kan mét deelname aan een Wereldkampioenschap of Olympisch evenement: geweldig! Als dat moet zónder deelname aan een IJF Wereldkampioenschap of Olympisch evenement: óók prima. Zo primair is dat belang helemaal niet.

    Het judo dat zich concentreert rond competitie blijkt een loze huls te zijn waarin slechts het resultaat centraal staat. Dat bevordert verhuftering van de mat en in bredere zin het partner-begrip in het judo. Zoals je regelmatig terug kunt zien bij instructeurs (precies: géén Sensei!) die maar zo op-en-af de mat stappen en geen enkele vorm van reishiki eerbiedigen of het bewust riskeren van lichamelijk letsel op wedstrijden omdat de medaille of het kwalificatie criterium behaald moet worden.

    Persoonlijk herken ik daarin het judo al LANG niet meer. En ik weet dat dit gevoel bij meerderen overheerst. Verbazend dan toch, dat wij dat blijven "slikken" en niet zelf het heft in handen nemen en de zaak naar ons eigen ideaal terugzetten!

    Waarom laten wij "ons judo" verarmen door bestuurderen die er zelf mijlenver vanaf staan?

    WAAROM ??

    BeantwoordenVerwijderen