zondag 28 september 2014

Geduld en debana

Daar gaan we weer met de judowijsheid van katten. Hoewel? Het citaat komt van een Amerikaanse bisschop uit de vorige eeuw. Kattenwijsheid? Nou ja, wel eens een kat gezien die schijnbaar doodstil ergens verscholen ligt, en rustig kan wachten op de debana dat muisje uit zijn holletje komt om dan verrast te worden door de kat?

Geduld is macht. Geduld is niet de afwezigheid van actie, maar het is meer 'timing', het wacht op de juiste tijd om te handelen, met de juiste principes en op de juiste manier.

Geduld, ik schreef er eerder al over. Judoka zijn echter vaak ongeduldige wezens. Niet alleen willen ze het liefste na 10 lessen een nieuwe band of slip, maar ook als ze een techniekje leren. "Het gaat toch best zo, wanneer kan ik wedstrijden doen?" Hmmm... 
Zo is het ook met het opbouwen van kennis, ervaring en vaardigheid. Ik sprak laatst met een restauratie-deskundige over het ambacht. Hij zei: "het probleem is dat jonge mensen tegenwoordig moeilijk kunnen inzien dat kunst en ambacht 90% 'lijden' is en 10% intense voldoening. Wat goed moet worden, kost veel tijd en zweetdruppels en dat is de meeste tijd niet alleen leuk."
Héy is dat op de judomat wel anders? Nee. Goed werk heeft tijd nodig. Goed judo jarenlange mat-tijd.

Maar we zien het ook bij randori en shiai. Je kunt tegenwoordig helaas ook een shido krijgen voor vermeende 'passiviteit' terwijl je gewoon 'teveel' geduld hebt voor de juiste kans, de debana. Heel veel energie wordt verspild door judoka die menen maar steeds 'iets' te moeten doen zonder debana, zonder geduld. Men kan niet wachten en dus schopt men, duwt en trekt als een gek. De echte kracht van een wedstrijdjudoka is dan ook niet zijn ademhaling alleen, maar vooral zijn timing. Ik bewonder judoka die de-ashi-barai als hun tokui-waza hebben. Dat zijn mensen die een goed gevoel voor timing hebben, anders gaat uke echt niet neer. 

Maar uiteindelijk is geduld de belangrijkste deugd om de juiste techniek te maken. Het is niet de passiviteit waar je een shido voor verdient, maar een vorm van activiteit waar je een ippon voor verdient.


woensdag 24 september 2014

Hard work beats talent

Bijgaand plaatje trof ik bij een judoclub die veel gelegen is aan hard trainen - met overigens mooie resultaten. Om de judoka op te peppen, verspreidt deze club regelmatig t-shirts waar dan de judoka bij trainingen mee op de foto staan.

Deze keer staat er op: hard work beats talent. Je ziet dat de jongeman (een wedstrijdjudoka) op de foto inderdaad hard werkt. Pompen!

Als je mij deze spreuk een paar jaar geleden had voorgehouden, had ik er waarschijnlijk kritischer op gereageerd. Is judo niet een idealistischer geheel? Maar inmiddels heb ik helaas vaker gezien dat judotalenten hun talent begraven hebben door gewoon niet hard (genoeg) te werken. Om het talent tot bloei te laten komen, moeten er idioot veel mat-uren worden gemaakt en voor de judoka vanaf (zeg maar de -18) ook heel veel uren in de fitness worden doorgebracht. Om conditie te trainen en spieren zo te versterken dat ze niet alleen het harde gevecht aankunnen, maar ook blessures vermijden. Héél hard werken dus. En wie dat niet wil, die moet geen wedstrijden willen doen, die kan toch geen medaille meer halen op enig niveau want alle medejudoka in de toernooien werken zich namelijk wel in het zweet. Meestal elke dag. Wie dat niet wil, omdat er nog meer is dan topsport (zoals uitgaan, feesten, of andere sporten) moet recreatief gaan. Een middenweg is er niet.

En als je nou heel veel talent hebt? Tsja. Daar wringt de schoen. Van het oude Japan hebben we soms het idee dat daar judoka gewoon natuurtalenten waren. Vast wel. Maar juist ook daar werd beestachtig getraind en gebeuld: de ouderwetse 'sensei' hadden hun pupillen nog net niet als huisslaaf, maar vrijheid om een keertje niet te trainen (en uit te gaan) was er zeker niet. Dat Anton Geesink het Olympisch goud won, was zeker omdat hij talent had. Maar wie er de biografieën op naslaat, leest ook wat voor een trainingsbeest hij was. 

Hoe mooi de theorie ook kan lijken, dat judo de 'zachte weg' zou zijn waarbij je vooral veel gevoel moet hebben... met te weinig inspanning kom je nergens. Nu niet, vroeger niet. Je kunt nog zoveel talent hebben, maar je wordt verslagen door judoka met minder talent, maar meer trainingsijver.

En dus hebben de sloganmakers in de prakijk dik gelijk. Hard werken verslaat talent. Maar... als het toptalent keihard werkt, zal hij daarmee de minder getalenteerden verslaan, ook als die misschien iets harder werkten. Want uiteindelijk gaat het toch om gevoel ontwikkelen. Judo is meer dan pompen en conditie, meer dan honderdduizend uchi-komi. Voor de topper hoort dat er echter wel bij.

zondag 21 september 2014

Kokyu 呼吸

In het aikido kent men Kokyū-Hō (呼吸法) in staande variant (Morote-Dori 諸手取り, beide handen vastpakkend) en zittend, als Suwari-Waza (座り技). Dat lijkt een simpel duwen vanuit een zekere rust, maar in het aikido wordt het beschouwd als een machtig technisch gegeven, want alle energie waarmee de ander wordt omgeduwd komt uit de ademhaling.

Kokyū-Hō 呼吸法
  • Kokyū 呼吸 is: (in)ademen, maar ook: eendracht en harmonie.
  • Hō 法 is: methode, maar ook: boeddistisch principe.
Nog los van de oefening in een ki-gerelateerde weg als aikido, is Kokyū-Hō dus een algemene oefening die men ook terugvindt in alle vormen van Zen, en (niet verwonderlijk) in het boeddhisme, waarvan sommigen de rustig zittende boeddhabeeldjes in de kamer zetten omdat het uitstraalt dat het figuurtje heel rustig zit, en ademt - iets waar ik overigens helemaal niet van houd.

Is het nou allemaal zweverige onzin, dat aikido er van uitgaat dat kokyū, de ademkracht, belangrijker is dan de spierkracht van lichamelijk sterkere personen? Waarbij de ademkracht niet bedoeld is als de longinhoud of blaasvermogen, maar de lichaamsspanning (tonus) die we met behulp van de adem regelen. Nee, dat is geen onzin natuurlijk, al kun je van ki een heel buitenaards principe maken als je wilt - en dan wordt het naar mijn bescheiden mening wél onzin. 

Maar ademhaling en ademkracht zijn uiteraard fundamenteel bij de spierwerking.
Mensen die totaal gestresst raken kunnen gaan hyperventileren of door een verkeerde ademhaling totaal gestresst raken. Ontspanning is dan: "rustig ademhalen meneer!"
Nog veel beter kennen we het uit de fitness als we bijvoorbeeld gaan bankdrukken of andere zeer inspannende oefeningen waarbij veel spierkracht nodig is. Probeer niet 100 kilo weg te drukken zonder de juiste druk op te bouwen vanuit de ademhaling... en vergeet niet de ademstoot op het moment dat de meeste kracht nodig is. Tennissers stoten nogal eens een kreet uit bij het slaan. Damestennis doet daarom qua gekreun wel eens denken aan... ahum, ja ook daarbij gaat het lichaam automatisch intens ademen, wat dan in het lichaam net die lichaamseigen stoffen vrijmaakt die nodig zijn voor de 'ultieme overgave' aan elkaar. Kokyū in bed...

Om het weer even op judo te concentreren. Uiteraard kunnen we helemaal niet judoën als we niet de juiste kracht uit onze adem halen. Buiten adem raken door randori of shiai is geheid geworpen worden en niet meer kunnen werpen. Niet voor niets dat judo en conditietraining hand-in-hand gaan. Voor ik mijn medicatie tegen astma kreeg, kwam ik dan ook regelmatig adem tekort om judo vol te houden. Kokyū... 

Het sterkste zien we het bij de houdgrepen. Veel judoka denken dat het slagen van een houdgreep er in zit om uke's hoofd of arm los te draaien. Maar het is bijna altijd: borstcompressie. Kesa gatame drukt dat het beste uit. Door de arm van uke aan te trekken over tori's borst, en zo tegelijk de borstkas van uke in elkaar te drukken, kan deze niet meer ademen. Geen adem = geen kracht om te ontsnappen. Controle over de adem is op de grond controle over de spieren. Je kunt iemand buiten westen drukken als een mune gatame bijvoorbeeld goed zit. Want niet alleen verwurgingen ontnemen uke de adem. 

De meeste judoleraren wijzen de judoka best op het belang van goede ademhaling. Maar wellicht zouden we van de aikidoka kunnen leren dat het niet zomaar een bijzaak is om een beetje sterk te zijn, maar de basis van je hele bewegen, je balans vanuit de buik en het meest 'verborgen wapen' bij elke techniek, de juiste aanwending van je energie. In die zin is Kokyū zeer nauw verwant met Sei-ryoku Zen-yo. En dus een hoeksteen van het judo.

woensdag 17 september 2014

Doel en middelen: basis van twee judoprincipes

Bijgaand plaatje vond ik op een van de vele 'spreukenpagina's' op Facebook. Altijd een dagelijkse dosis oppeppers om positief te denken.

Deze gaat echter heel ergens anders over. Je zou het mogen noemen: de universele toepassing van de twee judoprincipes sei-ryoku zen-yo en ji-ta kyo-ei.

Het doel is namelijk voor elke judoka vastomlijnd. Dat is namelijk het welzijn van de mensheid. Jita Kyoei is het uiteindelijke doel: welzijn, dat elke mens tot zijn recht komt, in vrede zijn talenten kan ontwikkelen en dat allemaal samen met anderen. Daar mag niet aan getornd worden, zoals het eerste spreukje zegt: wees vasthoudend met betrekking tot je doelen.
Er is geen betere manier voor een natie om tot bloei te komen dan wanneer de autoriteiten hun aandacht richten op de welzijnsontwikkeling van elke inwoner. 
(Jigoro Kano, Judo Memoirs, p.109)
Maar hoe moet men dat doel bereiken? Met alle geweld? Maar nee! Het element van in judo kan men vertalen met 'flexibiliteit'. Het tweede spreukje op Facebook kan men daarom moeiteloos lezen als de toepassing van Seiryoku zenyo. Het juiste gebruik van je energie gaat over je methodes, en de judotechnieken op de mat. Maar daarbij is de flexibiliteit, het kunnen meebewegen, het grootste principe. Wat ook geldt voor het alledaagse leven om je doelen te bereiken, om het even welk.
Als je niet tot op zekere hoogte helder hebt waar je groter belang aan hecht in je emoties of verstand, en geen helder doel hebt, kun je niet echt seiryoku zenyo in de praktijk brengen. Je moet eerst een doel vaststellen en je energie daar efficiënt op richten. (Jigoro Kano, Mind over Muscle. p.62)

zondag 14 september 2014

Je verliest als je het toegeeft

Soms heb ik wel eens gemopperd op judoka die te trots waren om af te kloppen als ze in een verwurging of armklem terecht kwamen. Zeker Japanners waren soms te trots om op te geven. Liever gewond van de mat afgedragen dan opgeven. Waarom toch?

Bruce Lee geeft een stukje achtergrond bij die manier van denken: 

Ja, we weten allemaal dat judo voor meer dan de helft mentale sterkte is. Verslagen worden is een geestesgesteltenis. Je bent nooit verslagen voor je de nederlaag hebt geaccepteerd als een realiteit. De echte nederlaag is dan jouw eigen innerlijke nederlaag. Nooit accepteren dat je hebt verloren zou betekenen dat je ook niet echt verliest. We noemen dat ook wel trots, maar het is méér dan dat. Het is ook een sterke geest, ook als die geest daarmee zichzelf boven de werkelijkheid stelt.

Ik vind het nog steeds uitermate dom als iemand dit tijdens een randori of wedstrijd denkt te moeten toepassen op zijn verlies. Judo is ook: laat jezelf gaan. Val en sta weer op. Daarom is de houding van Bruce Lee ergens faliekant in tegenspraak met de geest van het judo. Durf te vallen, durf af te tikken, durf te verliezen.

Maar er zit wel een kern van waarheid in waar een judoka wat van kan leren. Want het ontbreekt veel mensen tegenwoordig (en dus ook judoka) wel aan een zekere mentale sterkte. Men voelt zich soms ook een loser ook al heeft men helemaal niet verloren. Men maakt zichzelf kleiner, door op voorhand 'toe te geven'. lees: te denken dat ze niks zijn, niks kunnen. De quote van Bruce Lee is geen wijze raad om trots te zijn, maar wel een goede remedie tegen een te laag zelfbeeld. Het is zeker een kwestie van mentaliteit als judoka zich snel verslagen voelen. Ik ken wel jonge judoka die bij elk pijntje of elke vernedering huilend aan de kant gaan zitten. Zoals ik al vaker heb gezegd: de grootste wedstrijd is tegen je spiegelbeeld, je zelfbeeld. Daar de overwinning behalen is de grootste medaille waard. Maar daar de nederlaag aanvaarden, is de grootste vernedering die het zelfbeeld nog verder zal verkruimelen.

Daarom: ook al verlies je soms, word noooooit een loser. Want wie valt en weer opstaat, is sterk en wordt sterker. Maar wie valt en verslagen blijft liggen, is zwak en wordt zwakker. Heel het leven van een judoka is op en buiten de mat een kwestie van jezelf opbouwen. En dan mag je je niet neerleggen bij een nederlaag. Laat je niet verslaan...


Numquam cedunt victores, numquam ignavi vincunt. "Winners never quit, quitters never win..."

woensdag 10 september 2014

Balans en bewegen

Albert Einstein was een briljant natuurkundige, maar ook een wijs mens. Hij kon zijn wetenschap ook toepassen op het alledaagse leven. Onderstaand citaat is ook wat voor judoka, al gaat het over onze andere nationale hobby: fietsen.


Haha dit is een stelling waarvoor je geen groot natuurkundige hoeft te zijn om de logica van de redenering te kunnen volgen. Elke fietser weet dat je als je stil gaat staan een 'steunpootje' nodig hebt, een voet op de grond of ergens tegenaan leunen. Anders is het ukemi nemen want de smalle bandjes houden het geheel niet overeind. Maar wat wel vreemd lijkt, is dat die bandjes je wel uren overeind kunnen houden als je snelheid maakt. Een kind dat de eerste meters gaat fietsen op twee wielen verwondert zich daar nog over, maar wij vinden het maar heel gewoon. Waarom valt de fietser niet om tijdens het rijden? Gelden de wetten van de zwaartekracht niet meer dan? Wat is de 'kunst' van het fietsen? 

De kunst is: balansherstel. In de beweging van de fietser gebruikt de mens een heel subtiel samenspel van spieren en het evenwichtsorgaan, en beweegt hij zodanig dat hij steeds zijn balans corrigeert tijdens het voortgaan. De voeten maken de draaibeweging, maar boven de 'hara' (zeg maar zijn achterste op het zadel) beweegt het lichaam in alle richtingen van balans of balansverstoring zoals we die in het judo kennen om niet om te vallen. Automatische correctie. 

Op de mat doet een judoka hetzelfde. Als hij stil staat, is hij weerloos tegenover de krachten der natuur die op hem inwerken, als de partner iets doet. Een judoka die niet beweegt, wordt geworpen door een kind van zeven. Zelfs de kleinste spieren in de voet zijn in stilstand continu bezig om niet te vallen. Probeer maar eens te blijven staan met een gebroken grote of kleine teen en je weet hoe waar het is. Zelfs iemand die ogenschijnlijk doodstil staat, beweegt. Maar wat is het geheim van de judoka die soms enorme krachten van zijn partner te verduren heeft? Bewegen... stappen met de voeten en meteen balans herstellen. Maar ook, net als de fietser, het bewegen boven de 'hara', het bovenlichaam. Als een eenheid van het hele lijf... Blijven bewegen is de kunst van balans. 

Zoals Jigoro Kano het judo van toepassing vond op het hele leven, zo is ook Einstein er van overtuigd dat beweging het hele leven balans geeft. Jazeker. Ook de geest moet beweeglijk zijn, en mee-bewegen met de 'energie-impulsen' die de mens krijgt. Zijn mentale balans hangt er volledig van af hoe soepel hij kan meebewegen in zijn denken en voelen. Wie star in zijn geest is, valt veel sneller om. Is snel van zijn stuk, zeg maar: uit zijn evenwicht. Judo kan een interessante leerschool zijn om in het alledaagse bestaan overeind te blijven, zeker bij 'tegenwind'. Ja, en voor alle niet-judoka kan het fietsen hetzelfde gevoel van souplesse bereiken, daar heeft meneer Einstein gelijk in...

zondag 7 september 2014

'Kōko' maar het ene 'ko' is niet het andere

Verwarrende titel hè?

Tsja, Japans is een ingewikkelde taal voor westerlingen, zeker als we de oorspronkelijke woorden fonetisch willen uitschrijven in westers schrift, Romaji genoemd. Nog los van de regionale verschillen in betekenis die in alle landen bestaan en dus ook in Japan.

Zo heb ik twee jaar geleden een blog geschreven over kōgi 講義, wat 'voordracht, lezing' betekent.
Maar in Westers schrift ogenschijnlijk hetzelfde geschreven is kogi 古儀, wat een 'oude ceremonie' of 'oude gebruiken' betekent. Maar let dan op het streepje op de 'o'... Daarom moeten we die er vaak opzetten, om verwarring te voorkomen.
De afzonderlijke kanji van dat tweede kogi hebben we ook al eerder gezien, want de trouwe lezers van dit blog kennen al 稽古 (keiko) en het 'kata van de antieke vormen': Koshiki-no-Kata (古式の形), en het tweede kanji kennen we ook van 礼儀 (reigi) en andere verbindingen met etiquette en gebruiken.

Vandaag hebben we een tweede woord: 考古 kōko. Om het maar even totaal verwarrend te maken. Ik neem dat vandaag ik relatie tot 稽古 (keiko).

Nu hebben we dus drie kanji die allemaal gelijk worden gespeld: KO. Al klinkt het middelste anders in de uitspraak (korte 'o', zonder streepje erboven).
  • dat lezing, voordracht betekent, bekend van kōgi 講義 en Kōdōkan 講道館.
  • ko altijd in verband met het verleden, de 'aloude' traditie.
  • dat 'denken, reflecteren' betekent.
Hou het maar eens uit elkaar.
En alle drie hebben ze een eigen betekenis voor het judo...

考古 kōko betekent:  'het denken over de dingen van vroeger', verwant met 考古学 kōkogaku, wat archeologie is.

Judo is net als de andere Japanse traditionele gevechtskunsten of - wegen een systeem waarin het denken over wat ons is overgeleverd een belangrijke plaats zou moeten innemen. De lessen (kogi) in het Kodokan judo zouden niet alleen praktisch mogen zijn, maar ook iets 'beschouwends' (kōko) moeten hebben. Dat dit element in het moderne judo volledig lijkt te zijn verdwenen, is triest genoeg, en ook niet erg slim. Ken je geschiedenis, en leer van het verleden. De lessen van het verleden voorkomen dat je steeds opnieuw dezelfde fouten maakt, en geven wortels aan wat je vandaag doet. Verstandige mensen lezen af en toe een geschiedenisboek of kijken een historische film. Je wordt niet wijzer als je in het verleden denkt te moeten leven, maar wel als je vaker denkt aan het verleden omwille van het heden. Daarom is kōko 考古 voor een judoka best belangrijk.

Maar we kennen in onze budo-terminologie ook het woord keiko 稽古. Daarover schreef ik al eerder ook een blog. Ik citeerde daar: "keiko is "het overwegen van wat tevoren gedaan was” en van daaruit ‘oefening’, wat niets meer is dan "doorgaan met de dingen te beschouwen zoals je al deed".

Het gegoochel met deze Japanse kanji laat meer zien dan taalkundige raadseltjes. Het laat ons westerlingen zien dat het oppervlakkig omgaan met judo geen recht doet aan de eigenlijke betekenis. Dat wij waarschijnlijk geen snars begrijpen van de samenhang in het hoofd van een Japanner als hij denkt over Kodokan judo. Hij ziet alleen al in zijn moedertaal verbanden die wij niet zien. Waardoor wij nogal eens de essentie over het hoofd zien en dan - zoals de Amerikanen na de oorlog ook wilden in hun imperialisme - van het judo een soort 'jacket wrestling' maken, een spel, een sport. 

Het schrijven over kōko 考古 en keiko 稽古 laat echter zien dat in de Japanse karakters een gigantisch historisch besef verscholen zit, en dat men dat ook bewust wil meenemen in het leerproces.

Wat is dan het verschil tussen kōko 考古 en keiko 稽古? Moeilijk aan te geven misschien. Ik zou zeggen dat kōko 考古 meer het meditatieve overdenken is, zonder een pedagogische systematiek, met het oog op het verleden. In Zen kennen ze daarom dit kōko ook als een onderdeel van de natuurlijke levenswijze. Dan is keiko 稽古 meer het systematische, oefenen, trainen, met het oog op de toekomst. Met als onderwerp wel dezelfde 'aloude' dingen.

Alles bedoeld om van het 'aloude' te leren. Een Japanner als Jigoro Kano zal in iedere vezel van zijn persoon hebben gevoeld dat de tradities van het land niet alleen gerespecteerd moeten worden als verplichting, maar vooral omdat het deel uitmaakt van het wezen van alles wat je bedenkt en oefent. Dat zit in zijn taal (en dus cultuur) verweven En dát heeft hij heel diep in zijn judo verweven. Impliciet.