maandag 31 augustus 2015

Nederland geen judoland meer?

Wegener Dagbladen, sportkatern 31-8-2015
Au

De kop van het artikel in de Wegener-dagbladen, naar aanleiding van het trieste 'resultaat' van de Nederlandse judoploeg bij het WK in Astana (Kazachstan), is pijnlijk hard. "Nederland is geen judoland meer". Au.

Ik heb de WK wedstrijden niet echt gezien, ik heb me met wat shots en samenvattingen tevreden gesteld. Waarom? Ik had helaas al geen gelegenheid om naar Amsterdam te gaan voor het uitstekende Kodokan Kata Weekend waarover ik alleen maar mooie dingen lees, maar dus zeker niet om dan met streaming een WK te volgen. Degenen die er bij waren, of die alles gezien hebben, weten zeker hoe het werkelijk is gegaan, en wie er domweg pech had, of wie echt tekort kwam om te winnen. Ik heb daar geen oordeel over dus.

Wat het stukje van Hans Klippus in de krant keihard stelt, en wat ook NOS.nl aangeeft, is wel waar: Nederland stelt teleur in het internationaal wedstrijdjudo en het woord 'debacle' is niet overdreven. Wat Maarten Arens stelt: "Het was een heel slechte week voor ons. We hebben gelukkig één medaille en we zijn trots op Marhinde, maar voor de rest moeten we het maar snel vergeten." (...) "Nou, er is werk aan de winkel voor een aantal sporters." (NOS.nl)

Klippus heeft het in de krant over de sterke Aziaten. "Met name de hardheid van de Aziaten, zowel fysiek als mentaal, is enorm. Daar zijn de Nederlanders vaak niet tegen bestand." Zou daar de uitdaging moeten liggen voor de Nederlanders? Harder worden, willen ze in Rio het beter doen dan nu? Ik heb geen oordeel over de huidige trainingsprogramma's van de nationale selectie. Maar wel krijgen we soms wat mee over de bezwaren die de centrale training in Papendal oproept. Verhuizen of reizen, en andere persoonlijke voorkeuren. Ik weet niet in hoeverre men die vragen in China en Korea, of Japan, ook stelt. Mijn gevoel zegt dat in die landen de cultuur minder comfortabel is voor het individu. Ook in bedrijven is er bijvoorbeeld in Korea geen 32-urige werkweek met drie weken zomervakantie en ADV-dagen. En als je klaar bent na een lange dag, word je verondersteld om met de baas en de collega's te gaan eten (en drinken). Er worden andere eisen gesteld aan commitment dan bij ons. Men heeft sowieso geen zesjescultuur en falen is een schande. Misschien moeten topsporters nóg meer opofferen en zich nóg meer totaal geven om de wereldtop te kunnen verslaan? Nog meer teamgeest buiten het normale programma? Nog beter luisteren naar de coaches? Geen idee of dat de formule is. Ik vermoed dat wij in Nederland niet graag horen dat er nog harder moet worden gewerkt of meer gehoorzaamd - want we doen toch zo ons best - of dat we dat onmenselijk vinden, slaafs, of wat dan ook. Maar ja, wat willen we? Wereldtop worden? Ambitie hebben? Dan is 'Papendal' misschien maar het begin... Een Koreaan invliegen als trainer wellicht?

De krantenkop verder

Verder steekt de titel van het krantenartikel me zeer. 'Nederland geen judoland meer?' Hmmm... misschien momenteel niet de wereldtop voor wedstrijdjudo. Dat is weliswaar het enige waarmee judo in de media komt: wedstrijdjudo. Maar niet het enige judo in ons land. De top is maar een top van een hoge berg. Waar veel massa onder zit, die de top ook draagt. Ook al steken de cijfers van de judoka in ons land kwantitatief negatief af bij andere sporten, of hebben we minder Olympisch goud, wát we op de mat doen, is op ons niveau goed. Er wordt hard gewerkt, de JBN zit beter op koers dan jaren geleden, en ook het kata heeft in Amsterdam weer laten zien dat het leeft. Ook bij jongeren.

Nederland is wél een judoland. Kwaliteit is iets wat goed is in zichzelf, niet alleen om te vergelijken met anderen of in medailles te meten. Voor de topjudoka geldt hetzelfde als voor de speel-judoka: hard werken en plezier hebben. Dan doen we het goed.

zondag 30 augustus 2015

Confucius (5) Geef niet de boog de schuld

Een nakomertje van de zomerserie, beginnend met een citaat van Confucius: 
Als de hoogstaande man mist bij zijn schot met de boog
geeft hij niet de boog de schuld maar zichzelf.
Dat lijkt een waarheid als een koe, maar we gedragen ons vaak niet zo. Want wij leven in een technologisch-uitgekiende wereld, waarin we voor alle problemen een technische oplossing (denken te kunnen) zoeken. En dat is niet alleen een westerse houding, zoals sommige budo-experts met droge ogen beweren, maar een instelling die de Aziaten, Japanners voorop, ook hebben aangenomen. En dus hebben de boogschutters die de nobele, meditatieve weg/kunst van 弓道 Kyūdō beoefenen zich ook aangepast aan de moderne tijd en is de Yumi (弓) niet langer van bamboe, maar ook van carbon en fiberglas... zou het echt beter gaan op die manier?

Judo technologie

Met name het wedstrijdjudo is in de ban gekomen van allerlei aanpassingen die meer te maken hebben met regels en technologie, dan de natuur of de judoka zelf. 
Ik heb al vaak geschreven over het judogi, en ben nog steeds stomverbaasd dat de IJF de regels voor het pak zó gedetailleerd beschrijft dat zelfs het aantal steken, de aantallen 'rijstkorrels' per vierkante inch, en uiteraard het gewicht vastliggen. Maar daarmee reageert de IJF op de tendens van de judoka die van hun judogi een soort strategisch instrument maakten, een harnas dat voor de tegenstander zo moeilijk mogelijk vast te pakken. Dus regels voor de dikte van de kragen, grijpbaarheid en buigzaamheid, lengte van de mouwen etc. Dat judoka zó op de 'technologie' zijn gaan vertrouwen en je zelf hansokumake kunt oplopen door de sokuteiko van de IJF-officials... 
En dan hebben we het niet eens over de oprukkende automatisering en digitalisering waarmee de arbitrage en wedstrijdorganisatie weliswaar zijn voordeel doet, maar wat ook de hele sfeer van het toernooi afhankelijk maakt van software-systemen. En wat doet de 'hardware', de judoka?

Trainen - vooral van kata - is mede afhankelijk geworden van internet en dvd. Een goede sensei die je de fijne kneepjes bijbrengt? "Sensei moet vooral beseffen dat sensei X, 9e dan daar en daar het zus of zo doet, dus..." en als bepaalde technieken ingewikkeld worden, studeren we er op via het beeldscherm en zien we dat ze de nieuwste Kodokan-DVD regelmatig aanpassen. En wat doet de 'hardware', de judoka? Gelukkig dat de aandacht voor kata zich weer verschuift van het digitale naar de praktijk, mede dankzij goede cursussen en weekends !

Op zich is alle technologie natuurlijk vooruitgang. En goed als het verbetering brengt, maar is het het enige?

Masakatsu agatsu

Ondertussen is de weg van de budo een weg van zelf-onderzoek en zelf-verbetering. Een weg van , de natuur en de mens, en niet van technologische standaarden. In de meeste gevallen was het klassieke antwoord op problemen en mislukking gewoon: train harder. Krijg meer gevoel. Werk aan jezelf en je eigen discipline. Nu kijken we niet meer in de spiegel maar op ons beeldscherm. En zoeken we het antwoord dus niet meer in onszelf, maar bij omstandigheden en systemen.

In feite geven we daarmee niet alleen de boog de schuld, maar zijn we ook de kern van onze weg kwijt... terwijl die toch écht was wat de aikidoka bijna als levensmotto hanteren: 正勝吾勝. Masakatsu Agatsu. Wat dat betekent.... weten we het niet? Dan zoeken we het gewoon op... 

woensdag 26 augustus 2015

Yama Arashi 山嵐

Shiro Saigo (judoinfo)
Ik moet de eerste judoka nog tegenkomen die als tokui waza: yama arashi heeft. 

Er was er in de judogeschiedenis één, Shiro Saigo (geboren 1867) maar de judogeleerden (Daigo, Stevens, Ohlenkamp) zeggen in koor dat er voor Saigo geen yama arashi was, en na Saigo ook geen. Waarmee gezegd wordt, dat de techniek uniek zou zijn voor zijn persoon. 

Welnu, er zijn nu nog steeds judoka die een yama arashi kunnen laten zien, en ook Toshiro Daigo beschrijft het in zijn Wurftechniken des Kodokan bij de Tewaza (blz. 172 e.v.). Maar het is de vraag of yama arashi bij Saigo niet mede zo goed kon slagen vanwege zijn lichaamsbouw. Klein (1.53), licht (53 kg) en naar men zegt: tenen als bij berenpoten. Saigo maakte naam met zijn tokui waza, tijdens het finalegevecht tussen de Kodokan en de Metropolitane Politie in 1886 (toen nog een jujutsu-match) waarbij tegenstander Taro Terujima (1.71 lang, 83 kg) als enigszins lompe reus, met yama arashi werd gevloerd door de lichte en soepele Saigo. Drie jaar lang verleende Saigo de Kodokan eeuwige roem met de techniek, tot hij bij een wedstrijd door nalatigheid een dodelijk ongeval veroorzaakte, uit de Kodokan werd verbannen en stopte met judo. Men mag wellicht zeggen 'ter nagedachtenis aan Saigo' nam Jigoro Kano 'Saigo's' yama arashi op in de Habukareta waza (de overgeleverde technieken van de gokyo uit 1895) maar het lijkt er op dat er bijna meer judoclubs zijn die yama arashi zijn gaan heten, dan judoka die van de techniek nog gebruik maken.

Yama Arashi 山嵐 betekent letterlijk: "bergstorm". Hoe de techniek in alle details verloopt, kan men beter bij Daigo nalezen of bijgaande video bestuderen. Maar ik begrijp wel waarom men het zo is gaan noemen. Want de kern van de techniek is a) de op-en-neergaande beweging als voorbereiding en balansverstoring, b) de wisseling van harde en zachte grip, c) een enorme snelheid bij de tai sabaki en worp, en d) (vermoed ik) dat de ukemi bijna een lawine-gevoel moet zijn voor uke, getuige het feit dat tori bij de uitoefening zelf nauwelijks balans kan houden door de woeste beweeglijkheid van de techniek. (zie de video!) Harde landing dan. Voor uke moet het gevoel zo zijn, dat er een wervelwind opsteekt uit het dal omhoog, die hem wegblaast en van de berg laat donderen. Zoiets.



Verder blijkt de techniek verwarrend te zijn - wellicht ook omdat hij zo zeldzaam is. Kawaishi sorteert het als de 14e heupworp, terwijl de Kodokan het als tewaza classificeert. Wat is het nu? Kern is de opgaande stormachtige beweging die uit de armen komt. Tewaza dus. Maar het opzwaaiende been is zoals bij harai goshi, en de heup komt er wel aan te pas. Koshi waza dus. Dan is er nog een 'variatie' waarbij de elleboog van tori vanuit dezelfde pakking onder de oksel van uke gaat, waardoor het een seoi-nage harai-goshi wordt. Maar goed, daarvan zegt de Kodokan dan dat het als seoi nage moet worden geclassificeerd. Tewaza, en daarmee tevens aangevend dat het opzwaaibeen niet het principe uitdrukt.

Mij lijkt dat yama arashi door omstandigheden in de vergetelheid is geraakt. Het is zeker een techniek voor gevorderden, die veel getraind hebben op de uitvoering. Het is een techniek die succesvol kan zijn bij partners van ongelijke lengte, waarbij tori de snelle kleinere is. Door het later ingevoerde gewichtsklassensysteem is een kleine en grote judoka bij een wedstrijd echter zeer uitzonderlijk.  Wanneer tref je nou nét de goede combinatie? Een kleinere judoka die altijd net boven de ondergrens van zijn gewichtsklasse blijft (een -73 judoka van 67 kg of zo) zou het kunnen. Als hij snel is en het kan trainen met iemand. En die omstandigheden zijn dus zeldzaam.

Het is niet anders. Voor Saigo was er geen yama arashi en zoveel jaren na hem ook nauwelijks meer. Het is als de klassieke hitparade. Er zijn nummer-1-hits die blijven, en er zijn 'eendagsvliegen'. De bergstorm raasde slechts een korte tijd.

zondag 23 augustus 2015

Ukemi 受身

Een van de meest afschrikwekkende dingen die buitenstaanders bij judo waarnemen, is het vallen. Knetterhard worden gegooid en dan lachend weer opstaan en dan nog eens en nog eens. Dat kunnen de meeste niet-judoka moeilijk begrijpen. Wat is daar nou leuk aan, dat vallen: in judo-termen ukemi ? Doet dat geen pijn?

Wat is dat eigenlijk, ukemi 受身? Kort door de bocht wordt het vaak vertaald met 'valbreken' maar dat betekent het helemaal niet. 

Ukemi is typische budo-terminologie, maar het heeft taalkundig vooral te maken met de receptiviteit (uke of ju) van het lichaam (mi of shin). 'Passiviteit' is ook niet correct als vertaling, want het ontvangen is juist een activiteit van het hele lichaam, tussen ontspannen en inspannen in, en vooral gecontroleerde ademhaling daarbij. 
Wat 'ontvangt' de uke (受け)? Een val? Is uke op de mat altijd degene die 'valt'? Nee. Hij ontvangt. Een impact op zijn lichaam, en zoals de judoka weten, zijn meerdere vormen van ukemi sowieso helemaal geen 'val' maar een 'rol'.
  • Ushiro ukemi – achterwaarts vallen
  • Yoko ukemi – zijwaarts vallen (links/rechts)
  • Mae ukemi – voorwaarts vallen
  • Mae mawari ukemi of zempo kaiten - voorwaarts rollen
  • Ushiro mawari ukemi – achterwaarts vallen en doorrollen
  • Jiyu ukemi – vrij vallen met een rol in de lucht
Wat je bij al die technieken (want dat zijn het) juist niet moet doen, is je val willen 'breken'. Als ukemi iets niet is, is het breken, maar opvangen en meegeven. Wie zijn val wil breken, breekt wellicht echt iets. Het is niet blokken, maar cirkelend meebewegen in budo.

Wat helemaal lastig is, is de mindset die voor judo en ukemi nodig is. Het is een houding van openheid, positiviteit en ontvankelijkheid. Jigoro Kano spreekt vaak over de houding van angst en negativiteit die niet bij judo past. Het is in geestelijke zin de houding van iemand die niet kan 'vallen' of 'mee-rollen'. Aikidoka wordt continu ingepeperd: ontspan, adem vrij. Je geest moet vrij zijn van 'obstakels' die je val zouden kunnen breken in plaats van er in mee te gaan. Komt er een obstakel op je pad, ga dan niet zelf er tegenin om zelf obstakel te worden, maar rol er overheen, als een guruma-techniek. Sta positief tegenover de val en geniet er van, dan is het een kunstvorm. Daarom zijn juiste ademhaling en gevoel voor de Japanse lichaamshoudingen ook geen onzin. Die zijn uitdrukking van een bepaalde innerlijke houding. 

Ukemi is een fundamentele uitdrukking van judo. Niet alleen omdat het continu gebeurt op de mat, om te oefenen voor elkaars veiligheid, maar ook en vooral omdat het weergeeft wat de geest van de judoka is. Het is geen technisch foefje alleen, het is een totale houding. Nemen en meegeven. Energie laten stromen en rollen. Gevoel hebben bij de nobele kunst van ''.


woensdag 19 augustus 2015

Over het ontstaan van kata guruma

Jigoro Kano trainde vanaf 1877 in de Tenjin Shin'yō-ryū (天神真楊流). Een hele kleine dojo met maar 5 leerlingen, onder leiding van Hachinosuke Fukuda. Fukuda was al ziekelijk, hij zou 2 jaar later sterven, maar het jujutsu wat er geleerd werd was vernieuwend, met veel atemi (stoten) om balansverstoring op te wekken. Dat betekende voor Kano niet alleen veel leren, maar vooral veel incasseren. Maar ook was het een school met meer vloeiende, flexibele bewegingen. Men zegt dat de invloed van Tenjin Shinyo ryu zichtbaar is in seoi-nage , harai-goshi en osoto-gari en in Itsutsu no kata. In 1879 - na de dood van Fukuda - kreeg Kano zelf alle overgeleverde geschriften van de dojo toevertrouwd. 

De ontdekking

Zoals Kano het wezen van kuzushi 'ontdekte' (lees: ging inzien) in het werken met meester Ikubo, zo ontdekte hij het principe van kata guruma door het trainen met Kanekichi Fukushima, een reus die werkte op de vismarkt van Nihonbashi. Het was een partner van wie Kano nooit kon winnen. Omdat Kano dat niet op zich kon laten zitten, ging hij zoeken naar technieken bij het worstelen. Allereerst de eigen Japanse tradities: Sumo. We zien de enorme drijfveer van Kano, dat hij apart daarvoor ging trainen met een voormalig Sumo-worstelaar die hij kende van de universiteit. Maar helaas hielp geen enkele geleerde sumo-techniek tegen Fukushima. 
Om die reden ging Kano shoppen bij... westerse gevechtskunsten. In de bibliotheek van Ueno vond hij een boek waarin een techniek stond waar hij van dacht: dat kon wel eens werken. Omdat er geen sportschool in Japan was waar de jonge Kano het in het echt kon leren, ging hij zelf uitdokteren en uiteindelijk uitproberen op zijn mede-jujutsuka. Wat hij bedacht was een vroege vorm van de huidige kata guruma
"Toen ik genoeg zelfvertrouwen had ontwikkeld, besloot ik op een dag om de techniek ook bij Fukushima uit te testen - en het werkte geweldig! Ik kon zijn grote lichaam prima tegen de grond werken. Het is onbeschrijfelijk, hoe ik me daarover verblijdde. Het was niet alleen dat ik Fukushima kon overwinnen, maar veel meer de tevredenheid daarover, dat de inspanning die ik me een lange tijd getroost had, uiteindelijk succesvol bleek." (Kodokan Bunkakai Sakko, januari 1927, in: Toshiro Daigo, Wurftechniken des Kodokan, Teil 1, p. 72-73)
Of dit een soort legendevorming is, weten we uiteraard niet. Volgens Daigo zijn er in andere jujutsu-scholen wel degelijk vergelijkbare technieken overgeleverd. Maar goed. Uit alles blijkt dat Kano een enorme trots en gedrevenheid had, en de vernedering om van iemand nooit te kunnen winnen, niet kon verdragen en er álles voor over had om wel te kunnen winnen. En dat voor de stichter die op zoveel plaatsen leert, dat winnen niet het hoogste doel van judo mag zijn. Rijpheid uit latere tijden, zullen we maar denken - al is de publicatie van het verhaal uit Kano's mond pas in 1927 gebeurd, toen hij al dik vijf jaar vooral voor jita kyoei aan het ijveren was.

Het principe

Het verhaal verklaart uiteraard wél waarom Kano deze techniek in het nage no kata heeft geplaatst. Niet alleen omdat hij er zo lang over gedaan heeft het te ontwikkelen en het zijn 'trots' was, maar ook omdat het een fundamentele betekenis heeft voor het kunnen werpen van 'reuzen', waardoor het krachtsverschil technisch kan worden tenietgedaan. Het guruma-principe wordt bovendien bijna nergens zo goed uitgedrukt. Immers, de as van het wiel (guruma = wiel, rad) is voelbaar voor zowel tori als uke als de techniek wordt uitgevoerd. En als de as als kantelpunt bovenop de schouders en de nek níet helemaal goed zit, voelt elke judoka dat kata guruma onmogelijk wordt, tenzij met veel krachtsinspanning. Terwijl... als tori zijn uke precies op de juiste plek kan kantelen, je een prachtig effect. En dáárom werkt(e) het ook tegen grote tegenstanders. Als je er maar 'diep genoeg onder komt' en je hem strak kunt optrekken. Het is immers geen tillen...

Ik kan uit ervaring zeggen dat zowel het werpen als geworpen worden met kata guruma geweldig is, als het wiel goed in elkaar zit. Ik kan me nog het gezicht van een medejudoka herinneren die mij ermee liet vliegen (N.B. 25 kilo lichter dan ik!) toen hij het na lang oefenen een keer goed deed. Ja, dat is zoiets geweest als het gezicht van de jonge Kano bij de reus Fukushima...

zondag 16 augustus 2015

Diep ademhalen

Bijna een jaar geleden schreef ik over Kokyū 呼吸, en de oefeningen die bij aikido gedaan worden op het eind van de les, waarin een systematische ademhalingsoefening wordt gedaan Kokyū-Hō (呼吸法).

Toch is er méér over te zeggen.
"Streef je een rustige geest na, regel dan eerst je ademhaling. Als die onder controle is, zal je centrum in vrede zijn. Als de ademhaling onrustig is, is je centrum in de war. Daarom, voor je iets probeert, reguleer je ademhaling. Je humeur wordt er zachtmoediger van, je geest gekalmeerd."
Nee dit is geen citaat van Morihei Ueshiba al hád hij zoiets kunnen zeggen. Het is een 17e eeuwse meester die het zei. 

Adem is in het Japans inderdaad kokyū 呼吸, maar ook i·buki 息吹 of zelfs ki-buki 気吹.  Het kanji 吹 wat na een voorafgaand kanji als 'buki' wordt uitgesproken, is dan de beweging van de adem, het blazen, het in-en-uitgaan. En dat kan dan gaan over iki 息 of het bekende ki 気 wat in het woord aikido zit.

Ademen vanuit je hara

De beweging van de adem wordt niet door de longen gedaan, al ademt ook een Japanner met zijn longen en niet met zijn buik. Dat zou wat zijn! Toch zeggen we heel gemakkelijk dat de Japanner ademt vanuit zijn buik, preciezer gezegd, met zijn hara

We komen daarmee weer terug bij het verschil tussen de oosterse mens die (zoals ik op 19 april zei) veel meer aandacht heeft voor wat ze het centrum noemen, maar dat letterlijk meer halverwege zit: rond de buik/heupen. Daar ontstaat alle beweging van het lichaam, daar zit de balans, daar wordt het lichaam als het ware bestuurd. Wij westerlingen denken dat ons hoofd alles bestuurt, en werken dus ook meer vanuit het bovenlichaam, en de schouderpartij in het bijzonder. Daar willen we breed zijn en diep ademhalen in het westen is dan 'de borst groot maken'. Welnu, als astma-patient weet ik van nabij dat dat soort ademhaling heel verkrampt is, en als je te weinig lucht hebt, ook enorm pijn gaat doen tussen de schouders. Diep ademhalen betekent als je dat probeert in normale gevallen ook dat je buik omhoog komt - als je in zittende positie bent kun je dat ook goed controleren.

Een Japanner doet dat van nature bij alle krachtsinspanning die hij moet doen.  Ik las eens over een sushi-kok die met een groot mes een dik stuk vis moest klein maken. De éne houw op het hakblok deed deze man volgens eigen zeggen met een ademstoot... een hitoiki ( 一息) vanuit de buik. 

Sixpack of hara?

Judoka die krachtig willen zijn, trainen daarom niet alleen in de fitness om hun spieren van schouders en buik sterk te maken, maar ook hoe ze met die 'sixpack' kunnen ademen om nog meer kracht te hebben bij de sterke bewegingen die het judo nu eenmaal vraagt. En als ze het niet geloven, moeten ze maar eens vragen of een medejudoka met het volle gewicht op hun sixpack wil gaan zitten in newaza en dán proberen deze er af te duwen... ach, eigenlijk weten we het allemaal wel. Maar het wil er in ons hoofd maar niet in, dat het centrum niet dáár zit, maar een stuk lager. Een kwestie van veel oefenen wellicht. Ontspannen en kracht opbouwen door de ademhaling te reguleren.

woensdag 12 augustus 2015

Hebben en zijn

We werken hard om te worden, niet om te verwerven
Een gedicht: 

Op school stonden ze op het bord geschreven.
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.

Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.

Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.

Ed. Hoornik

Om midden in de vakantie eens stil te staan bij onze doelen als judoka.
Even écht filosofisch bezig zijn.
Wat is belangrijk?
-- Het hebben van een hogere band of dangraad?
-- Het hebben van een medaille of een nieuw doel als 'Nederlands Kampioen'?
-- Het beheersen van ...-no-kata?
-- Het verwerven van technische vaardigheden, leraar worden, etc...?

Dan zijn we bezig met 'verwerven' en dus uiteindelijk met 'hebben'.
Zelfs de literaire schrijvers weten al dat het hem daar niet in zit.
De Oosterse 'wijzen' nog veel meer.
Boeddhistische stromingen onthechten zich aan het hebben en bezit.

Belangrijker dan dat is wie we worden. We zijn meer dan ons bezit. Hebben blijft aan de buitenkant, heeft geen hart. Judo en andere gevechtskunsten willen meer bijdragen aan wie we zijn en hoe we zijn. In relatie tot andere mensen.

Ja, wie door judo en andere budo ontdekt dat het diepste wezen van je eigen ik, niet je overbeladen ego is, maar het pure leren en ontmoeten van een ander, het omgaan met zwakke medemensen, de natuur van ons leven en bestaan, de eenheid met de schepping om zich heen en even stil wordt om daar bij stil te staan, die wordt misschien overstroomd met een geluk van binnen.

Judo kan dat laatste leren, en wat je verwerft is dan bijzaak.

Wat is dan belangrijk?

zondag 9 augustus 2015

Confucius (4) judoka zelf leren denken

Het onderwijsmodel van Confucius is modern omdat het leerlingen heel volwassen behandelt en in hun waarde laat. Niks opleggen, zelf laten ontdekken. Dat werkt uiteraard alleen bij gemotiveerde mensen, net zoals in ons onderwijssysteem. Mensen die er de kantjes van af lopen, leren niets.

Methodisch kunnen we in onze judoclubs misschien enkele dingen leren van Confucius' werkwijze, om judoka te helpen op hun eigen ontdekkingstocht in het judo-avontuur. Zodat ze geprikkeld worden om zelf de drie ontbrekende zijden van het vierkant te ontdekken... en de leraar dus niet alles voorkauwt, maar als een coach zijn pupillen op weg laat gaan: zelfstandig en begeleid tegelijk.

1) Mondo

Confucius' methode werkte heel veel met vraag en antwoord. Dialogerend lesgeven en niet alles meteen zelf vertellen, maar prikkelen tot vragen. Ook Jigoro Kano wilde dat het Kodokan judo zo zou werken. Ik schreef daar eerder over: Mondo was voor Kano een vast onderdeel van de lessen. Vragen stellen en antwoorden zoeken.
vingers opsteken jongens!
"Kano geloofde dat judo een veelzijdige manier van lichamelijke training was, waarbij de beoefenaars hun kracht op verschillende manieren konden gebruiken. Als geestelijke training, was het niet genoeg om slechts een beperkte theorie te begrijpen. Kano dwong zijn instructeurs om moeilijke vragen te stellen aan hun studenten, zodat ze konden laten zien dat ze alle onderwerpen van het dojo-onderricht niet alleen oppervlakkig begrepen. Alleen maar passief luisteren naar de lessen was onvoldoende, en studenten werden aangemoedigd om zelf na te denken en te leren om inconsequente dingen kritisch te bekijken, of dingen waarover ze twijfels hadden. Een gevecht is gebaseerd op theorieën die niet kunnen worden geleerd zonder stevige lichamelijke training, maar dialoog is essentieel om echte vooruitgang en begrip te kweken, en samen met kata en randori was het een bijdrage aan de vorming van complete mensen." Kodokan Judo Lectures (published Kokushi No. 46, 1899)
Judolessen als eenrichtingsverkeer werken niet effectief volgens de oosterse wijsheid. Door vragen te stellen leren de judoka zelf na te denken bij wat ze doen. En dan gaat de lesstof pas echt 'zitten'. Confucius zei daarom eens:
“Vertel het me en ik zal het vergeten, laat het me zien en ik zal het onthouden, laat het me ervaren en ik zal het me eigen maken.”  
2) Gebruik heldere taal

Als er judoles wordt gegeven, kunnen we dat alleen doen door consequent de correcte namen te gebruiken voor technieken. Confucius noemt dat de 'rechtzinnigheid van namen', een centraal principe in zijn pedagogiek. Hij vond in zijn tijd al dat woorden die we gebruiken exact moeten zijn en geen misverstanden kunnen laten ontstaan over de betekenis. Hij ergerde zich daar enorm aan. "Een rechthoekig vat wat geen hoeken heeft, een rechthoekig vat noemen? Kan dat?" (Analecta 6,23)

Degenen die de namen gaven voor judotechnieken letten er zorgvuldig op dat het Japanse woord altijd zeer exact weergaf wat de techniek deed. Het Japans is uiteraard volledig verwant het het Chinees waar Confucius over sprak. Een beeldende taal, waarvan elk karakter/kanji meerdere betekenissen kan hebben, en als je niet exact bent, tot totale verwarring kan leiden. In de lijn van Confucius en Jigoro Kano pleit ik daarom niet voor het eerst op dit blog om de Japanse termen strak aan te houden en als we het over een o soto gari hebben, niet te spreken over de 'buitenwaartse haak', alsof er soto gake staat. Het is voor judoka niet te volgen waar het principe om gaat als een techniek goed wordt voorgedaan maar met de verkeerde benaming. Dat is hetzelfde als 'tafel' zeggen tegen een 'stoel'. Bij judo luistert dat héél nauw en het is essentieel dat judoka die meer om hun buik hebben dan een blauwe band, precies weten wat er bedoeld wordt met een 'guruma'-techniek, en het verschil weten tussen gari, gake en harai. Technisch en taalkundig. 

3) Beelden en voorbeelden

Ik kan vaak genieten van een les G-judo of judo voor de allerkleinsten, omdat de goede judoleraren er steeds in slagen om op een speelse manier, met leuke voorbeelden, judoprincipes uit te leggen.  Ik vind dat zó knap.

Confucius deed niet anders. Jezus trouwens ook niet, ook Jezus sprak voortdurend in gelijkenissen. Het is methodisch de beste manier om mensen zelf te laten nadenken, als je de geheimen verpakt in alledaagse voorbeelden en symbolen, zodat de inhoud niet meteen voor de hand ligt, maar indirect wordt overgebracht. De Analecta staan vol Chinese poëzie waarbij je bij elke zin moet nadenken 'wat bedoelt hij nu eigenlijk?'. Via die methode worden de lezers geprikkeld om stap voor stap de drie onontdekte zijden van het 'geheim' zelf te ontcijferen. Je maakt er een puzzel van en als ze die hebben gemaakt, kennen ze de clou beter dan dat je het rechtstreeks had gezegd omdat ze er op een andere manier mee bezig zijn geweest.

De judoka die onrechtstreeks leert, zal vaak een technisch begrip veel beter snappen dan wanneer het rechtstreeks werd uitgelegd. Een herkenbaar voorbeeld werkt gewoon beter om het kwartje te laten vallen. Een uitdrukking die ook veelzeggend is omdat iedereen bij dat vallend kwartje denkt aan... 

Waarbij ik dus wél enorm bezwaar heb tegen alledaagse voorbeelden die judoleraren soms gebruiken om een techniek te laten snappen, maar die het principe verduisteren. Tai otoshi vertalen met 'tuinhekje' snapt een kind wel, want die denkt bij de eerste armworp dat hij struikelt over een uitgestoken been. Maar hoe we die judoka daarna nog kunnen uitleggen dat het een armworp is en geen beenworp, is niet opgekomen in het pedagogisch brein van degene die zo'n naam verzint. Waarmee maar gezegd is, dat beelden en vergelijkingen prima zijn, maar wél moeten kloppen met de werkelijkheid anders werken ze contraproductief. Confucius daagt ons uit om steeds na te denken bij wat we zeggen en doen, en een verkeerd voorbeeld is ondoordacht...

Conclusie en samenvatting

Confucius wil ons deze vakantie leren om onze leermethode eens te laten belichten door een Chinese lantaren van zo'n 26 eeuwen geleden.

Een moderne methode die niet dwingt, maar vrijheid geeft en prikkelt tot een volwassen en zelfstandige houding. Dat vraagt dat de leerling vooral niet lui is, maar ijverig en leergierig. Kata kan een judoka leren zelf te zoeken naar principes die niet meteen voor de hand liggen, maar die hem wel veel leren als hij zich geduldig er op wil toeleggen. Uiteraard is niet elke leerling gelijk en dus is een lesprogramma 'op maat' voor zover dat kan.  Daarbij is een (judo)les geen eenrichtingsverkeer, maar prikkelt het zelfstandig nadenken door vraag en antwoord. De manier waarop de leraar begrippen uitlegt, is daarbij wel belangrijk: met aansprekende voorbeelden, doch wél exact qua taal en betekenis.

Beschouw ik mezelf als een professor van wijsheid?
Verre van dat!
Maar als een simpele boer naar me toekomt in alle oprechtheid
en een vraag stelt, ben ik bereid om alles binnenste buiten te keren.
Met alle voors en tegens, tot het bittere eind. (Analecta 9,7)

woensdag 5 augustus 2015

De omstreden politie-'nekklem'...

Op 9 september dient voor de rechtbank een kort geding tegen het ministerie van veiligheid, waarbij de eis is, dat de 'nekklem' die de politie blijkt toe te passen bij arrestaties en driftige arrestanten, moet worden verboden.

De afgelopen weken wordt dit onderwerp veel besproken in de media, naar aanleiding van de dood van arrestant Mitch Henriquez in Den Haag, waarna er vier dagen lang rellen uitbraken in de Schilderswijk. 

Mijn verbazing

Ik verbaas me als judoka zeer over de 'nekklem' en de wijze waarop de politie die toepast. 

Allereerst blijkt de 'nekklem' niets meer of minder dan de hadaka-jime die wij in het judo toepassen, dat wil zeggen, volgens Elco van der Geest is er wél een verschil: 
"Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen een wurggreep en een nekklem. De twee termen worden vaak door elkaar gebruikt. Een wurggreep is erop gericht om iemand het bewustzijn te laten verliezen, legt judoka Elco van der Geest uit. "Dit kan simpel gezegd door de bloedtoevoer naar de hersenen af te sluiten, of door de luchtpijp dicht te drukken." Een nekklem daarentegen oefent druk uit op de gewrichten, duwt het hoofd van de romp af. Een volledig uitgevoerde nekklem is gericht op het breken van de nek, maar dat is volgens Van der Geest bijna niet te doen."(Trouw 9-7-2015)
Mijn gedachten

Alereerst. Wat er bij de demonstratie wordt getoond is... hadaka jime. Dat wil zeggen: uiteráárd kán men deze techniek zo uitvoeren dat er geen bloedverwurging wordt toegepast. Bij een grappling-dummy of zo. Maar een hevig spartelende arrestant gaat met zijn hoofd bewegen (en zijn hele lichaam) en of de agent dan zorgvuldig is in het aanzetten van de techniek doet dan niet meer terzake. De arrestant wurgt zichzelf - hoe meer deze beweegt, hoe beter hij immers zit. 

In de tweede plaats snap ik niet dat een arrestant alleen rustig kan worden gemaakt door hem om de nek/keel te grijpen. Het judo kent in het katame-waza al heel wat technieken waarbij je een spartelende tegenstander kunt controleren (katame no kata is een prima oefening daartoe, een geoefende uke kan daar meer spartelen dan een arrestant) maar als het judo niet genoeg biedt, kunnen onze jujutsu-vrienden de rest er wel bij leveren. Er zijn heel veel manieren om ledematen 'los te schroeven' en desnoods armpjes en benen ernstig te 'verbuigen' zonder dat de arrestant in levensgevaar komt. Maar hij vindt het niet leuk, dat is zeker. En dus werkt het.

In de derde plaats kan ik uit ervaring zeggen dat hadaka-jime ook niet zo leuk is voor het strottenhoofd, als deze niet helemaal lekker zou zitten. Ongevaarlijk? Nou ja, een bloedverwurging overleef je wel maar een ingedrukt strottenhoofd is wat minder gemakkelijk te repararen, en als de arrestant het overleeft, moet je daarna geen duidelijk gearticuleerde bekentenis verwachten.

En in de vierde plaats, is het in judo (en andere budo) zo, dat aftikken=loslaten. Bij elke techniek. Bij arrestaties zou dat zeker ook voor verwurgingen mogen gelden. Een gebroken of ontzette arm mag bij gewelddadige aanhoudingen als 'bedrijfsrisico' gelden, maar met wurggrepen moet je gewoon opletten - die mag je nooit doorzetten als de ander aftikt of zelfs 'verslapt' ten teken dat hij K.O. is gegaan. Dat vraagt van de tori-agent wel zoveel oplettendheid die je in een crisis-situatie niet kunt verwachten, dat een hadaka-jime-achtige controle echt niet geschikt is, tenzij je inderdaad een risico wilt nemen. 

Buiten een noodweer-situatie denk ik daarom dat de methode niet geschikt is voor aanhoudingen... 
Ik ben derhalve zeer benieuwd wat de rechtbank er van gaat vinden, en ik ben het er dus wel mee eens wat de advocaat zegt:
De advocaat van 'Beroepsactivist' Frank van der Linde, Willem Jebbink, vindt het onbegrijpelijk dat het ministerie "zo luchtig" het onderzoek afwacht. "Een nekklem is precies de techniek die moet worden toegepast als je iemand wilt wurgen. Je knijpt met je arm de luchtpijp dicht", zegt Jebbink. "De dood van Mitch Henriquez toont aan hoe enorm gevaarlijk deze techniek is." (NOS, 31-7-2015)
En de discussie speelt al een tijdje:
'Als de greep te lang wordt toegepast, bestaat het gevaar dat iemand het bewustzijn verliest of zelfs komt te overlijden', schreef de Nationale Ombudsman in 2013 in een rapport over verantwoord politiegeweld. Voor het New Yorkse politiekorps is de nekklem al jaren verboden. (Volkskrant 11-7-2015)

Wat dan wel?

Ondertussen mogen de budovrienden met veel mat-uren in jujutsu, judo en aikido, de politie (in de comments) adviseren welke budotechniek in hun ogen geschikt is om een arrestant te controleren. Ik ga voor een armklem waarbij de arrestant op de buik komt te liggen en de agent probeert zijn arm los te draaien. Dan ben je meteen in de goede positie om de handboeien aan te leggen. Of zijn er betere manieren? Laten we oom agent helpen met verstandige adviezen haha!

dinsdag 4 augustus 2015

Bitterballen van Cor...

Topjudo Kenamju stuurt elke maand een digitale nieuwsbrief de wereld in, en het is interessant om te lezen hoe een Nederlandse topclub zijn judo organiseert.
Een vaste rubriek in het bulletin is 'Kroketje met Cor': Voormalig JBN-Technisch Directeur en Kenamju-ikoon Cor van der Geest die kroketjes verorbert en ondertussen zijn ongezouten mening geeft over de judowereld.

In het julinummer (vorige week verschenen) trakteert Cor de lezers echter meer op bitterballen. Bitterheid verpakt als 'zorgen' over het Nederlands judo. Of om nog meer woordspelingen te gebruiken: geserveerd met 'mosterd na de maaltijd'.

Enkele 'Geestige' bitterballen:
“Ik bekijk het judo bij Kenamju, maar ook het Nederlandse topjudo van een afstandje. De onzekerheid over de centralisatie in Papendal is slecht geweest. Daar ga je uiteindelijk voor betalen. Ik vind het trouwens absoluut verkeerd dat er voor deze oplossing is gekozen. De rol van het NOC*NSF was daarin niet goed. NOC heeft natuurlijk veel geld geïnvesteerd in Papendal, wat er uit moet komen. Daar zitten een paar mensen op kantoor die verzinnen wat goed is voor het Nederlandse judo, maar je hoeft het judo niet opnieuw uit te vinden, we zijn al zo ver”. 
“Zo’n centralisatie kan bij een sport als atletiek, niet bij judo waar je sparringpartners nodig hebt. Als wij in veertien gewichtsklassen willen ontwikkelen dan werkt mijn piramidesysteem het beste. Dat houdt in dat er vier steunpunten zijn tot 21 jaar. Een in Eindhoven, Heerenveen, Rotterdam en Haarlem. Zo houd je de hoeveelheid judoka’s breder en kunnen de subtoppers, die je als sparringpartners nodig hebt, ook mee blijven doen. Want die gaan nu echt niet naar Papendal. Voor de senioren zijn er twee steunpunten, die stromen dus door naar Haarlem of Rotterdam..." (aldus de Kenamju nieuwsbrief. citaat door mij gecorrigeerd op taalfouten.)
Mag ik daar krities naar kijken?

Tsja we weten het. Het systeem van vier steunpunten was het beste. Er valt over te discussiëren natuurlijk, maar de JBN heeft een eigen afweging gemaakt, en die is anders uitgevallen. Het gevoel bij 'sommigen' in den lande (vooral trainers en clubs) dat clubs in Haarlem, Rotterdam en Eindhoven 'bevoordeeld' werden en uiteindelijk Haarlem en Rotterdam de topjudo-koek onderling verdeelden, is in ieder geval nu weg. De JBN heeft zich kunnen losmaken van het gevoel dat ze meer gebonden was aan enkele clubs dan aan anderen, en dat is positief en eerlijk voor alle judoka en clubs. De eigen club centraal. Geen reden om daar bitterballen over te gooien, al zijn de druiven natuurlijk zuur voor wie alles had ingezet op een beleid wat verdwenen is.
Tsja, we weten van de vete tussen Cor en een voormalig JBN-bestuurder, zijn afkeer van NOC*NSF die hij beschuldigde van vieze spelletjes. Dus moet er nu nog een keer een bitterbal tegenaan worden gegooid. Dat bouwt lekker op - ahum, niet dus. Maar weet je wat? In de tijd dat hij aan de technische touwtjes trok bij de JBN, was ik (met veel andere judoka) uitermate teleurgesteld over de judobond. Het had de muffe geur van achterkamertjes en spelletjes over de hoofden van judoka, trainers en clubs heen. Dat was niet leuk. Ik wilde een tijd lang niet eens JBN-lid zijn, zo weinig kon ik me herkennen in de bond.

En nu hebben we opeens wél een transparante, opener, financieel redelijk gezonde JBN, die gedurfde en betaalbare keuzes maakt voor het topjudo, en daarover volstrekt open communiceert met alle betrokkenen. Die draagvlak wil scheppen, mensen niet tegen elkaar laat uitspelen, maar wil verbinden. De JBN lijkt wel herboren. Van zichzelf-afbreken door ruzies en ivoren torens, naar zichzelf-opbouwen door samenwerking en toegankelijkheid. Met nieuwe mensen die uit een andere cultuur komen. Dat lijkt me positief voor de talentenontwikkeling, of lijkt dat maar zo...? Ook al moet er zeker nog veel gebeuren binnen de JBN, van een bond zoals hij nu is, ben ik wel graag lid.

Het ware te wensen dat Cor van der Geest omwille van de eigen club Kenamju, en de vele toegewijde en succesvolle judoka die deze club voortbrengt, zich voor 100% achter het nieuwe beleid van de JBN zou stellen. Men hoeft zichzelf niet te verloochenen, maar een goede judoka leert van zijn 'verlies' en durft zich zonder mokken neer te leggen bij een 'scheidsrechtersbeslissing'. En of Cor nou aan de zijlijn blijft mokken met bitterballen en mosterd-na-de-maaltijd, de Kenamju-judoka die verder willen komen hebben geen keus: zij moeten naar Papendal, graag of niet. Het zou voor hen een steun in de rug kunnen zijn als ze van hun oude coach ook positieve adviezen zouden kunnen krijgen. Opbouwen. Verbinden. Stimuleren. Vragen helpen oplossen in plaats van ze op te werpen. Toekomstgericht en niet omzien met wrok. Mentaal sterker worden. Ik neem aan dat bekend is van onze Stichter, dat hij leerde dat negativiteit verspilling van kostbare energie is? Seiryoku zenyo is zeker nu: schouders eronder en trainen. Niet mekkeren maar aanpakken.

Daarom een oproep aan Cor van der Geest: beste kerel, je hebt veel betekend voor het Nederlands topjudo en daar zijn de judoka je heus dankbaar voor. Maar begraaf alsjeblieft de strijdbijl, wees een sportieve vent, en bewijs Kenamju en het topjudo een dienst door de judoka een positieve weg naar Olympisch goud te wijzen. Ja, via Papendal. Mét de JBN en NOC*NSF.  Alleen door te verbinden en partners te zijn, kunnen we ambities waarmaken en winnen. Jouw Kenamju-vrienden verdienen beter dan jouw bitterballen, man, echt waar....

zondag 2 augustus 2015

Confucius (3) ieder zijn eigen lesprogramma

Het kan lijken of Confucius van iedere student het onderste uit de kan wilde hebben, als we het blog van vorige week over de ijverige en volwassen ontdekkingstocht lezen. Niets is minder waar. De wijze Meester zag als geen ander dat geen enkele student gelijk is...
De verhevenste leerlingen zijn degenen die als wijzen geboren zijn.
Daarna komen degenen die wijs worden door te leren.
Daarna komen degenen die hard te werken
om iets te leren.
Als laatste komt de laagste klasse van de gewone mensen:
degenen die hard werken maar het nooit klaarspelen om te leren. (Analecta 16,9)
Het kan cynisch klinken, maar niet iedereen heeft evenveel talent. Dat is in het gewone onderwijs ook al zo, en in de sportschool is dat niet anders. Op de basisschool kun je nog lespakketten maken die voor iedereen gelijk zijn, maar of de leerlingen presteren volgens de norm, kan de leraar niet zelf maken. De kunst van de leraar is, om elke leerling op zijn/haar niveau het beste te laten presteren, en meer kan hij niet doen. Ook al willen sommige ouders niet geloven dat hun kind wellicht niet naar het gymnasium kan...

Het kan ongelooflijk klinken voor een beschaving van 26 eeuwen geleden, maar Confucius was in zijn benadering van de individuele lestmethode enorm modern. Hij verstond niet alleen de kunst om razendsnel in te schatten wie in welke categorie viel, maar ook om daar dan tóch iets voor te kunnen betekenen. Als de leerling dus maar zijn best deed. Het is opvallend dat hij niet onderrichte door fouten te corrigeren, maar door het voorbeeld te geven van hoe het wel zou moeten. Positief onderwijs. 

Judo als individueel programma?

Het is goed dat judogroepen worden gedifferentieerd. Sowieso worden wedstrijdjudoka in een aparte selectie gezet, maar een goede leraar is continu bezig met zijn judoka te observeren en ze in te delen naar ieders mogelijkheden. En dat is in deze tijd geen sinecure. Het is duidelijk dat het confucianistische model anno 2015 nog steeds geldig is. Niemand is hetzelfde, als iemand zijn best doet, voortdurend positief stimuleren. Duidelijk. Maar hoe?

1) Dat een judoleraar meteen de toptalenten er uit pikt, is de eerste vereiste. Dat hij die extra zal coachen om naar de top te komen, is vanzelfsprekend. Die extra investering kan alleen gedijen als de judoka bereid is enorme keuzes te maken en keihard te werken, succes is niet verzekerd, maar het is de spannendste uitdaging om kampioenen op te leiden.

2) Bij deze toptalenten kan hij degenen plaatsen die niet van zichzelf alles hebben, maar die wel alles willen geven en dus heel ver komen, ook door te trainen met de echte top. Voor hen en de selectie moet een uitdagend en veeleisend programma worden bedacht, zodat de judoka geprikkeld worden boven zichzelf uit te stijgen.

3) Een grote groep bestaat uit de judoka van de derde categorie. Hard werken om iets te leren, maar niet bovengemiddeld getalenteerd. Voor alle categorieën geldt, dat er ijver moet zijn, anders komt er niets tot stand. Maar het gemiddelde leerprogramma voor degenen die niet bij de selectie horen is niet te licht zodat er uitdaging is, en niet te zwaar zodat niemand boven zijn krachten beproefd wordt.

4) Maar dan is er de laatste categorie. En dat is het moeilijkste. Want zoals er meer kinderen naar het VMBO gaan dan naar het gymnasium, zo zijn er ook heel wat judoka die met al hun leer- en opvoedingsproblemen naar de dojo komen. Of het heel veel wordt, is de vraag. Sommigen hebben een duidelijk omschreven fysiek of mentaal probleem, en dan is er een G-judo programma - wat meer dan gemiddeld individuele aandacht heeft voor elke afwijkende capaciteit en daar dan het maximale uithaalt. Maar wie daar niet in past, maar tóch niet echt meekomt, of het goed kan leren? Ik denk dat de judoleraren zich daar het hoofd over breken. Steeds opletten hoe de judoka scherp en gemotiveerd te houden, het leuk laten zijn, en tegelijk ook echt judo... ik heb vorig jaar mijn eigen sensei eens zien ontploffen toen een groepje matig getalenteerde judoka maar wat aan het frunniken was, en zich kletsend en sloom aan de echte training onttrok. Het was geen judo meer... wat moet je daar mee? Het vraagt zo veel geduld!

Een hele uitdaging

Het lijkt wel alsof in 2015 de leer van Confucius toepasselijker is dan ooit. Eenheidsworst in het onderwijs bestaat bijna niet meer. Aan de ene kant is dat goed, maar de vraag is ook wel gerechtvaardigd of er niet te veel 'rugzakjes' bestaan en ook ouders van kinderen niet te veel individuele aandacht opeisen. Het vak van leraar is er niet eenvoudiger op geworden in elk geval. In de dojo is dat niet anders. Wat Confucius ons kan leren, is om scherp te blijven onderscheiden, en met veel liefde en zachtmoedigheid aandacht te willen hebben voor elke individuele judoka. Je vreugde halen uit iedereen die zijn best doet, zowel de top als de arme drommel die na een jaar nog een o soto gari kan maken.

Waarschijnlijk is het enige wat een judoleraar uiteindelijk tot een goede coach maakt dit: dat hij voor elke judoka evenveel liefde heeft als zij hun best doen.