donderdag 28 april 2016

Aankondiging Stage Yamamoto Shiro sensei

STAGE KODOKAN JUDO
Sensei YAMAMOTO SHIRO  9e dan KODOKAN JUDO

Eind augustus en begin september komt sensei Yamamoto Shiro 9e dan, wederom naar Nederland voor het geven van enkele judo kata stages. Yamamoto-sensei  is in Japan een autoriteit op het gebied van het judo en van het Kodokan kata. In de Kodokan bekleedt hij een hoge functie. Hij verzorgd al meer dan 20 jaar stages in Duitsland, Italië en Frankrijk.  Een unieke kans en zeker een must voor iedere judoka die zijn technische “kata” kennis wil uitbreiden.

De stages worden gehouden op:
  • Dinsdag 30 augustus van 21.00-22.30 uur: Sportschool “de Bijl en Gross”, Galileilaan 5 – Spijkenisse. (deelname kosten 10,00). 
  • Woensdag 31 augustus van 20.00-22.00 uur:“To Uchi”, Da Costalaan 3 – Ridderkerk (niet leden 10,00). 
  • Vrijdagmorgen 2 september van 10.30 – 13.30 uur: KOSHIKI no KATA Sportschool “Muilwijk”, van Neurenburgpad - Dordrecht (kosten 15,00).

Inlichtingen: Mas Blonk, Richard de Bijl, WimLindemans.

zondag 24 april 2016

Go 剛 en ju 柔 - hard en zacht

In de gevechtskunsten wordt vaak gesproken over 'hard' en 'zacht', aangeduid met de kanji 剛 () en 柔 (). Zelfs hele gevechtskunsten worden aangeduid als een 'harde' methode (剛法, gôhô), of een 'zachte' (柔法, jûhô).
Toch zou het niet juist zijn om deze twee ideeën tegenover elkaar te zetten, ze vullen elkaar aan en bestaan naast elkaar, zoals de filosofische principes van yin en yang (Japans in en ).

Als we het over een harde methode hebben, moeten we denken aan alles wat te maken heeft met het direct gebruiken van kracht, eventueel tegenover een andere kracht die wordt uitgeoefend. Atemi-aanvallen of sowieso aanvalsvormen met veel power vallen hier onder. Wat ook ´hard´ is, is het krachtig blokkeren van een aanval van de ander, om hem te stoppen of zo. Men beschrijft deze technieken ook wel als 'lineair'. Het lineaire zit hem ook in het eindpunt dat zo'n techniek is. Een lijn heeft begin en eindpunt, en een harde techniek maakt het werk af, bijvoorbeeld door een knock out.

Een zachte methode gebruiken we in judo en aikido. Het is een indirect gebruik van kracht, die in feite vooral de kracht van de ander gebruikt en verder geleidt. De overname van de 'harde' aanval van uke in kata (ippon) seoi nage door de 'zachte techniek' van tori, is daar een goed voorbeeld van. Deze technieken noemt men ook wel 'circulair' - herkenbaar, want de draaiende cirkelbeweging is de basis van aikido, maar óók van judo (als we het maar wilden beseffen). Het circulaire betekent een continuïteit van beweging, wat je in de combinaties en overnames, of de soms ingewikkelde grondwerk-bewegingen goed terugziet. De golfbewegingen die Tokio Hirano bij zijn technieken (en kata) toepaste, waren daarom ook een vorm van zachtheid.

Het is echter typisch westers om beide aspecten tegenover elkaar te zetten en ze uit elkaar te spelen, terwijl ze elkaar in feite aanvullen en nodig hebben als yin en yang. Wat we in judo voortdurend zien natuurlijk: er valt niets over te nemen met go no sen als er geen aanval is, en vooral in newaza is een eindcontrole niet zo 'zacht' meer als uke geïmmobilseerd is en op het punt staat af te tikken. De meeste verwurgingen zijn in de kern sowieso geen 'zachte' technieken. Maar als het goed is, hebben beiden alvorens op dit eindpunt (Ippon) aan te komen, heel veel bewegingen gemaakt van meegeven en nemen, als inleiding op de winst.

Zachte technieken maken derhalve het meest optimaal gebruik van de energie van beide judoka. Als Jigoro Kano het principe van Seiryoku zenyo introduceert, betekent het in fysieke zin, dat de zachte krachten van de natuur, zoals balans, beweging en zwaartekracht worden benut, maar ook het duwen en trekken van beide partners. De circulaire bewegingen maken dat balansverstoring samenhangt met richting. Tai sabaki en het juiste gebruik van tsurite en hikite maken het plaatje compleet, en jazeker, het feit dat judo zijn aanvalsvormen bijna allemaal vanuit de kumikata heeft, betekent dat de cirkelende bewegingen dus altijd leiden tot balansverstoring. En dat geldt zelfs voor het newaza.

Het vertalen van 柔, (Jû, Yawara) met 'souplesse' is dus ook niet helemaal juist. Jazeker, de cirkelbewegingen van beide judoka, het rollen en het vallen, het bewegen over de mat op de voeten, gebeuren niet met strak-gespannen spieren. Maar tenzij we judo oefenen als een eindeloze serie rolbewegingen zonder eindpunt, komt er altijd - ook bij zachte technieken - een moment dat als reactie op uke's beweging, tori een kort, gepast en vastberaden moment kiest van kracht zetten. En op dat moment worden alle spieren aangespannen. Het zou idioot zijn om dan nog steeds 'soepelheid' te willen behouden. Kumikata is zacht alsof het een ei vasthoudt, maar niet van elastiek want dan wordt er nooit geworpen. Het kán niet zonder kracht. Zelfs aikidoka doen dat, want anders komt de ki nooit los. Het in-en uitademen als yin en yang, betekenen altijd een afwisseling van respectievelijk zachte en harde momenten. 

Hoezeer Jigoro Kano zich bewust was van beide elementen in het judo, bleek wel uit het feit dat hij voor beide begrippen een eigen kata ontwierp. Waarbij het oude -no-kata (の形) als eerste kata nota bene onvoltooid bleef, terwijl Kano zelf op latere leeftijd vooral nog  ju no Kata (柔の形) bleef oefenen. Het go no kata is bijna in onbruik, wat eigenlijk bijna paradoxaal is, omdat het wedstrijdjudo daar zeker baat bij kon hebben. Modern judo is namelijk in tegenstelling tot de bedoeling, erg krachtig en zonder sterke spieren lijkt het wel onmogelijk nog ergens een ippon te scoren. Natuurlijk hebben wedstrijdjudoka weinig op met kata (helaas) maar als ze nage no kata te 'soft' vinden kunnen ze altijd nog een kata van harde technieken proberen. Er is een grammatica van hardheid, wat echter niet verward mag worden met lompheid.

Uiteindelijk is het van belang om met hard en zacht de balans te bewaren. Ik eindig daarom met een plaatje en een spreuk vol wijsheid: "Tegelijk ju en go zijn, is een combinatie die erg weinig mensen hebben beheerst."


zaterdag 23 april 2016

Strafjes: negatief judo of een gemis aan controle

foto nu.nl
Over de medaille van Anicka van Emden op het EK in Kazan (nu.nl): 
Na een zege in het Nederlands onderonsje met Juul Franssen was de 29-jarige judoka in de strijd om het brons op straffen te sterk voor voormalig wereldkampioene Yarden Gerbi uit Israël. Gerbi had na vier minuten judoën twee strafjes op haar naam staan en Van Emden één, waardoor ze zorgde voor het eerste eremetaal voor Oranje in de Russische stad.
Natuurlijk snap ik dat judoka op dit niveau enorm aan elkaar gewaagd zijn. Ik sprak deze week nog met iemand die ik zeer hoogacht in judo en jujutsu, die zei dat hij niet graag meer naar wedstrijden keek, omdat er zo weinig gebeurt, zo saai. Waardoor wedstrijden op strafjes worden beslist.

Ik snap dat de IJF regels zo zijn. Er zijn nogal wat aanpassingen geweest de laatste tien jaar, waaronder het verdwijnen van de koka-scores die vaak niks meer waren dan strafscores. Men heeft niet voor niets de strafregels aangepast.

Tóch vind ik het armoede. Ik gun Anicka haar medaille, daar niet van. Maar het is inhoudelijk geen judo. Judo-technisch is het een onbesliste partij. Er is geen positieve, technische score. 

Dat is mijn probleem wat ik heb met wedstrijden die op strafjes worden beslist. Het is negatief judo. Als het onderdeel is van een strategie van een coach om de 'tegenstanders' een strafje aan te smeren, is het dubbel negatief. Anti-judo zelfs. Slechter voor het judo dan doping. Vind ik.

Positief judo en controle

Judo is volgens mij principieel positief. Gericht op positieve scores door technieken die iets voorstellen. Gaan voor een ippon - vol op de rug en volledig controleren. Goede techniek = controle. Wie afhankelijk wordt van foutjes/strafjes van een ander, controleert zelf niks. Helemaal niks! Dan is het de arbitrage die controleert, en heeft de judoka verloren. Want hij/zij verliest zélf de controle over de partij die beslist wordt door een buitenstaander. 

Het is voor mij dus een vrij principiële afgang om steeds te lezen over medailles die met strafjes zijn behaald. Fijn dat mensen kampioen worden. Balen als ze het niet worden omdat een scheidsrechter die al dan niet competent is, het voor ze verpest. Met de verliezer heb ik wel en geen medelijden. Wel omdat zijn/haar lot in handen van een ander heeft gelegen. Niet omdat hij/zij blijkbaar zelf niet genoeg heeft laten zien. Maar ik geloof niet dat ik als winnaar me trots zou voelen. 

Wat zou het goed zijn als we in het judo een nul-nul score zouden kunnen hebben, net als bij voetbal. Daar wint niemand zonder dat er een bal in het doel is beland. En ook al zie ik dat WK's na verlenging op verlenging worden beslist op strafschoppen (wat ik meestal bloedstollend vind) dan nóg maakt er iemand een doelpunt, zonder score geen winnaars. Waarom in het judo niet doorvechten met desnoods drie slopende golden scores, tot er iemand minstens een yuko scoort met een techniek?


zondag 17 april 2016

Shushin 珠心

Wat is het uiteindelijke doel van judo? Perfectie? Als mens ten dienste van de samenleving? Kunshi 君子 of zelfs seijin 聖人 zijn, zoals ik enkele weken geleden beschreef? Zoiets zou het wel mogen zijn, althans daar streeft men naar met vallen en opstaan.

De Japanners kennen daarvoor nog een ander begrip: Shushin (珠心).
  • Het laatste kanji hebben we al vaak gezien: Shin 心, het betekent: hart. Maar ook: je diepste kern. We hebben het eerder beschreven onder de titel 'kokoru'.
  • Shu 珠 is een nieuwkomer op mijn blog. Het betekent iets moois en kostbaars: een parel, een juweel.
Shushin 珠心 plat vertalen zou zijn: een hart van goud. Maar dat hoor ik ook zeggen als mensen begraven worden die echt niet zo braaf waren. Omgelegd bij een criminele afrekening, maar ondanks dat hij stout was, 'een hart van goud'. Jaja.

Dat is Shushin 珠心 dus niet voor een Japanse budoka. Het heeft voor ons te maken met een edelmoedigheid die van binnen zit, en écht is, totáál. Vanuit de eenheid van lichaam en geest, waar ik het al vaker over gehad heb dit jaar. Mensen uit één stuk, moreel van binnen en hoe ze handelen van buiten. Kunshi 君子, voorbeeldige mensen.
Meer met beide benen op de grond, zouden we mogen zeggen dat degene die de beroemde deugden van Confucius en de krijgskunsten volgen, al een heel stuk op de goede weg zijn. 

Belangrijk daarbij is, dat deze deugden 'geïnterioriseerd' moeten worden. Als het buitenkant blijft, is het voor een Oosterse vechter niks. Daden zonder hart zijn leeg en geen shushin.

Daarom is judo ook onverenigbaar met vuile politiek. Wat men wel eens 'bobo'-gedrag noemt, bestuurders die zich als prinsen gedragen en zich aan de duurste diners en in sjiekste hotels willen laten zien, omdat ze hun eigen ego zo belangrijk vinden, past niet bij een houding van dienst aan het wereld-welzijn. Maar evenmin past het om wedstrijden tactisch te willen winnen door truuks waarmee men anderen straffen aansmeert, niks doet, of de scheidsrechters om de tuin leidt met schijnbewegingen en grote gebaren van coach en judoka. Recht is recht en krom is krom. Maar goede judoka laten verliezen op straffen die je zelf had moeten krijgen, is niet shushin.

Wij judoka mogen er van leren dat we écht moeten zijn als we onze weg gaan. Woorden en daden die een zijn met ons hart en wie we zijn. Alleen dan zijn we in staat om perfect te worden en een oprechte bijdrage te leveren aan een samenleving waarin niet voor niets het woord fake zo'n veelgehoorde term is. Fake is het tegenovergestelde van shushin...

zondag 10 april 2016

Judo doet geen pijn

Judo doet geen pijn? Een beginner zal dat anders ervaren. Dat is wat sommigen ook afschrikt, en zeker als het gaat om 'kleinzerige' kinderen die al heel wat hebben moeten verduren in hun leven, voelt het allemaal als pijn: het vallen, het vastgeklemd worden. Helemaal niet leuk!

Voor mij is judo nooit pijn - tenzij er iets verkeerd gaat en je dus 'geblesseerd' raakt. Als er iemand je raakt op een manier die niet bij de techniek hoort, kan dat even pijn doen. Maar judo zoals het hoort? Doet dat pijn? Ik zou het zo niet kunnen noemen.

Toen ik een jaartje aikido deed, had ik wel regelmatig pijn. Waarschijnlijk omdat ik daar beginner was of zoiets. Misschien ook omdat de andere aikidoka in de groep ook bijna allemaal nog beginners waren. Ik bedoel dan niet het vallen, maar wel de pols- en armverdraaiingen. Nikkyo, sankyo. Het was allemaal best wel au. En als je dat dan 10 keer achter elkaar mocht beleven als uke... ik heb er een tijd een zere arm aan overgehouden. Was dat een vorm van 'harmoniseren' met mijn partners, of was ik gewoon niet ontspannen genoeg? Mogelijk dat laatste...

Pijn en impact

Voor mij is er een belangrijk verschil tussen pijn en impact. Als er druk wordt uitgeoefend op je lichaam, heeft dat een impact. Als het met een stoot gaat, bijvoorbeeld bij atemi in andere budo, of bij een onvoorziene stomp, is die impact heviger want de kracht is dan groot en de spreiding van de energie is lokaal en qua tijdsduur heel klein. Dan kan die plaatselijke druk (de klap) hard aankomen en dat kan dan uiteraard aanvoelen als pijn. Als je bij een val verkeerd terecht komt en een lidmaat krijgt de volle energie van de val, voelt dat als een klap. Maar gewoonlijk is in het judo de impact beperkt, ook als er veel kracht wordt uitgeoefend. 

Als iemand in osaekomi terecht komt, is de tijdspanne waarmee dat gebeurt ruimer en het drukvlak bijna altijd groter dan de paar vierkante centimeter van een stomp. Dan kun je hooguit nog spreken van 'onaangenaam' of dat je geen adem meer krijgt door compressie. Maar is dat pijn? Dat zal een beginner misschien zeggen. Zeker als hij in bepaalde houdgrepen waar de nek wordt gefixeerd, verkeerd gaat zitten wrikken en draaien zodat de nek klem wordt gezet... maar ja, ook dan mag je aftikken als het vervelend wordt. We doen elkaar geen pijn.

Hetzelfde geldt voor een verwurging. Doet een verwurging pijn? Het is onplezierig als je geen lucht krijgt maar zeker een bloedverwurging doet geen pijn, het is eerder 'prettig' (zegt men) alsof je in slaap valt of een narcose krijgt en wegglijdt. Je voelt niks. Is een armklem pijnlijk? Alleen als hij niet beheerst wordt aangelegd en de overstrekking te ver gaat. Maar tenzij dat tien keer achter elkaar herhaald wordt, zijn dat korte pijnprikkels die voorbij zijn als je aftikt en je wordt losgelaten.

Wat leert het?

Net als met vallen, is het voor een judoka van belang dat hij leert omgaan van de impact die energie en kracht hebben op het lichaam. Leren dat de druk die de ander op je legt, niet schadelijk is. Leren dat impact als zodanig geen pijn doet, als hij maar gespreid is over voldoende oppervlak. Leren dat impact pas pijn kan gaan doen als je er verkeerd op reageert door verzet te plegen en je dus niet ontspant. Zoals ik eerder schreef in het kader van ukemi. Het rollen in ukemi-waza is een perfecte manier van impact-spreiden.

Ontspannen reageren op de impact die handelingen hebben, en in dat ontspannen voel je geen pijn, maar alleen druk. Je leert de prikkels naar de hersenen in de ontspanning om te buigen van iets negatiefs naar iets normaals, en in sommige gevallen zelfs... iets prettigs. Want ukemi kan leuk worden, net als het ondergaan van een shime- of kansetsuwaza. Het wordt een spel van incasseren en dat is 'spannend' maar niet pijnlijk. 

Ik vermoed dat de geoefende aikidoka en karateka  (of om het even welke striking art) dat ook hebben geleerd. Het is een element van , het flexibel meegeven met de energie van de ander, om je lichaam vanuit je mindset zó te ontspannen dat de impact op je lichaam prettig gaat voelen, en je op die manier een andere 'pijngrens' krijgt bij wat je incasseert. Nog los van het feit dat je spieren zich (net als bij spierpijn) aanpassen aan herhaalde overstrekkingen en sterker worden. Het is een proces van nemen, zowel mentaal als fysiek, en leren.

Wie heeft geleerd om met al die impact op zijn lichaam ontspannen om te gaan, zal (behalve bij blessures en schadelijke fouten) zeggen: judo doet geen pijn.

zondag 3 april 2016

Kunshi 君子 en seijin 聖人. Morele voorbeelden om na te volgen

Enkele weken geleden schreef ik over Jigoro Kano als Shihan (師範), een voorbeeldige meester. 

Het voorbeeld

Het idee dat een leraar of stichter niet zomaar een goede manager of sublieme technicus is, maar een voorbeeld, is zeker onderdeel van de cultuur die doordrongen is van het confucianisme. Een ware leider is niet zomaar iemand, maar moet iemand zijn met deugden, morele kwalificaties. Vanuit de tradities van Confucius wordt zo iemand een 君子 genoemd. Jun-zi in het Chinees, en kun-shi in het Japans. De combinatie van deze twee Chinese karakters/kanji is niet per se te herleiden vanuit de afzonderlijke tekens (dan staat er 'de zoon van de heerser', zeg maar: een prins), maar samen vormen ze een 'morele vakterm' die puur terug lijkt te gaan op het gebruik door Confucius in zijn Analecta: "Een man van volkomen deugd", een voorbeeldig persoon. 
Daarbij moeten we wel bedenken dat in de ogen van het confucianisme een leider nooit zomaar een leider is, maar meer een 'aristocraat'. Dat woord is in onze moderne tijd verzand tot een soort elitaire klasse, maar oorspronkelijk betekent het in het Grieks exact hetzelfde als in het China van Confucius: Aristocraat is samengesteld uit ρίστος (beste) en κρατεῖν (heersen). De ware aristocraat is: de beste is de leider.

Vanuit het confucianisme is er nog een ander begrip bewaard, en dat gaat nog verder in voorbeeldigheid. Dan is degene die het voorbeeld is, bijna getekend door een goddelijke kracht. Dan komen we bij 聖人, sei-jin of ook wel shô-nin (Chinees: sheng-ren) . Alles waarin het kanji 聖 voorkomt, heeft de betekenis van 'heilig'. Zowel in de klassieke confucianistisch/shintoïstische betekenis, als in een christelijke betekenis. Seijin is letterlijk: een heilige man. En zo iemand mag zelfs verering genieten. 

Wat is de bedoeling van deze voorbeelden in de leer van Confucius? Een leider is niet zomaar een politicus of tiran. Er wordt verwacht dat hij een samenbindend element is voor zijn volk. Alles wat hij doet, staat ten dienste van het welzijn en het geluk van de samenleving die hij dient. Alleen als hij zelf volkomen integer is, kan hij het volk op de juiste wijze leiden. Een belangrijke gedachte daarbij is vreedzaamheid en harmonie. Een voorbeeldig leider wil geen geweld gebruiken, maar beschaving bijbrengen. Hij is zelf een beschaafd mens, en deelt dat met zijn onderdanen. 
De deugdenleer van Confucius kent zes basisdeugden (meer daarover o.a. hier) waarbij een soort barmhartigheid, een menselijk medelijden (ren 仁) een kardinale deugd is om de ander hoger te achten dan jezelf en dus andermans welzijn voor ogen te houden.
De principes van Chinese krijgskunst, heb ik in de zomer van 2011 al eens besproken (een serie van tien blogs, hier beginnend) maar belangrijk voor elke 'vechter' is dat hij allereerst een man van eer en noblesse is. Daar komen de zes deugden ook steeds weer terug.
Bedenken we wel: dat is de theorie - we weten uiteraard dat de Samurai en Bushido-codes mooi zijn geïdealiseerd, maar dat ze net als de Chinezen in die tijd, niet vies waren van vuile spelletjes als dat hun uitkwam. Idealen zijn belangrijk, maar de praktijk is vaak weerbarstiger (zoals ik op 6 maart jl. al schreef).

Meiji Jingū, Tokyo
Toch blijven deze confucianistische elementen doortikken. Toen ik in Japan was, viel me al op de verering van de keizers in de Meiji Schrijn (明治神宮, Meiji Jingū) veel verder ging dan de graven van de Oranjes in de grote kerk van Delft. Ook de Japanse cultuur kent 'heiligenverering', voor wat het waard is allemaal. Anders dan bij de katholieke heiligenverering, kijkt men graag heen over de schaduwzijden van de personen in kwestie. Het is 'epischer' van karakter en de helden van het Oosten worden meestal niet gemarteld om heilig te worden.

Relatie met judo

Waarom kom ik weer met Confucius aanzetten op dit blog? Vorig jaar schreef ik al een aantal stukken over de rol van de judoleraar volgens dit model. Ik denk nu (voortschrijdend inzicht) dat het nog iets verder gaat. Leren door voorbeeld te zijn, heeft een belangrijke relatie met het ideaal van judo als een morele opvoeding. Als we de bedoelingen van Kano in zijn teksten lezen, is het steeds zo dat hij de lichamelijke opvoeding ondergeschikt maakt aan de superieure morele compontenten. Ik maak me sterk dat dit niet alleen een besef is geweest bij de 'late' Kano van na 1918, toen hij het principe van jita kyoei ging benadrukken, maar dat hij inderdaad die moreel-maatschappelijke component ook al in zijn eerste principe van seiryoku zen'yō heeft toegepast - zoals ik eerder heb betoogd, in relatie tot zen 善 in seiryoku zen'yō.

Als we dit punt verder toepassen op de persoon van de (judo-)leraar, komen we bij een typisch confucianistisch idee, en Kano kende die leer en paste ze impliciet ook toe. Het lijkt me in het kader van judo als morele opvoeding daarom niet te veel gezegd, dat degene die voor de groep staat als leraar ook de kunshi (君子) zou moeten zijn. In het beeld van de Chinees-Japanse traditie, kán iemand niet op een andere manier leiding geven. Hij móet een man van deugd en voorbeeld zijn, anders is hij zijn ambt niet waardig. Hij hoeft geen seijin te zijn, dat is een doel wat de eenvoudige judoka niet snel bereikt, perfectie is een onbereikbaar doel al wordt het wel zo genoemd (jiko no kansei  自己の完成). Maar zonder voorbeeld, geen onderricht. 

Wellicht een suggestie om de opleiding tot judoleraar uit te breiden. O wacht... een deugdzaam voorbeeld bén je, dat is je wezen. Dat is niet in een cursus te vatten, hooguit iets wat als 'weg' van jaren wordt eigen gemaakt. Jazeker, zo is judo ook bedoeld.