dinsdag 13 juli 2010

Debana en kuzushi - met dank aan Hirano

Bij staand judo is het de bedoeling om een ander te werpen. Daarom leren we worpen. We duwen en trekken en dan zetten we in. Kinderspel.

Inderdaad zullen kinderen dat zo doen en misschien ook zo aanleren. Maar de judo filosofie heeft daar nog een paar achterliggende gedachten bij. In het judo draait alles om balans en balansverstoring. Je kunt iemand die als een rots op zijn voeten staat natuurlijk met brute kracht omgooien. Als je die kracht niet hebt, lukt het niet. Jammer dan?

Niet echt. Je kunt ook proberen te begrijpen dat een ander pas kan vallen als hij niet meer in evenwicht staat. Iemand die op één been staat, kun je makkelijk omduwen al is hij tien keer zo sterk als jij. Waarom? Omdat hij dan eigenlijk al valt vanwege zijn eigen zwakke positie. Het gebrek aan balans. Hoe dat precies zit met het zwaartepunt in je lichaam heb ik al eens uitgelegd op mijn website. Wie niet in balans is, valt zó al om. En iedere stap die je zet, betekent dat je heel even op één been staat. Dan ben je héél even uit balans. Een kans voor je tegenstander?

Als je niet in balans bent, ben je kwetsbaar om te vallen. Dat noemen we in het judo kuzushi. Je kunt een ander door een duwen en trekken uit balans brengen. Zo werd judo geleerd door de stichter Jigoro Kano. Het duwen/trekken van de worptechniek, daardoor onbalans en dan: pang, werpen. Meneer Tokio Hirano leerde wat anders. Hij begreep dat het duwen en trekken nog best veel energie kost en dus draaide hij het om. Eerst wachten en aanvoelen wanneer iemand door het gewone heen-en-weer-bewegen uit balans raakt, dán de juiste duw- of trekbeweging maken en werpen. Hirano begreep nog beter dan de stichter dat judo betekent: zo min mogelijk energie gebruiken (seiryoku zenyo).

Hirano zag de beweging van de mens als een soort golfbeweging. Als water dat heen-en-weer gaat en tegen de kust beukt. Heel natuurlijk, maar ook heel sterk. Als twee judoka elkaar vasthebben, bewegen ze als watergolven. In die golfbeweging ontstaat steeds kuzushi.

Het aanvoelen wanneer iemand precies zo uit balans is dat je hem met bijna geen kracht kunt werpen, heet debana. Vrij vertaald met: ‘het juiste moment’. Er is bij alle bewegingen die judoka maken één moment waarop je optimaal kunt werpen. Dát moment (debana) te vinden, is het échte geheim van judo. Wie dát moment aanvoelt en beheerst, kan werkelijk iedereen werpen.

De mooiste judotechniek om dat te begrijpen is de-ashi-barai of okuri-ashi-barai. Iedereen die deze beenveeg goed toepast, maakt samen als het ware een soort golvende ‘dans’ van te voren. De veeg komt op exact het juiste moment. Als je dat moment mist, schop je de ander tegen de enkel, maar dan staat die als een huis. Wie het gevoel heeft om precies op het moment te vegen waarop de ander helemaal geen balans heeft, zal ervaren dat je bijna niets doet bij het vegen. Als een veertje, zo licht gaat de ander neer. Dat is de debana bij de kuzushi. De debana voor tori bij de kuzushi van uke. Pang.

Judo is méér dan alleen wat ravotten in een judopak. Het is een zeer doordacht systeem van natuurkundige wetten, beweging en strategie. Wij kunnen het nog steeds begrijpen en toepassen. Met dank aan Tokio Hirano, misschien wel het grootste genie dat het judo ooit heeft voortgebracht. De man die begreep wat Jigoro Kano niet zo onder woorden kon brengen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten