zaterdag 24 juni 2017

De ondergang van de shimewaza

Inleiding: de teloorgang van shime waza

Het citaatje van Helio Gracie hieronder komt uit de wereld van het Braziliaans Jiu Jitsu (BJJ), waar de nadruk veel meer ligt op het grondwerk en de overgave (submission) van je partner/tegenstander. Verwurgingen staan bij het BJJ dan ook veel prominenter op het menu dan bij judo, waar het een steeds marginalere rol aan het spelen is. Ik kom later terug op het citaatje.

Maar eerst in het algemeen: de shimewaza gaan er volgens mij aan bij judo. Judo is overladen met veiligheidsmaatregelen. Steeds meer. Als een techniek niet veilig wordt bevonden, wordt hij verboden voor wedstrijden en verdwijnt hij ook uit de trainingsprogramma's van de judoleraar. Bij het staande judo (tachiwaza) leren we nu nog maar een fractie van de worpen, omdat alles wat beentjes pakt of iets te wild kan gaan, verboden is. Arme armworpen, arme sutemiwaza.

Daarnaast is judo een kindersport geworden. Volwassenen zijn een zeldzaamheid op de mat, en zelfs de tieners verdwijnen in hoog tempo omdat ze het 'zo druk' hebben. Oranje band is vaak het eindstadium maar blauw of bruin wordt al bijzonder. Wedstrijdgroepen blijven meestal redelijk intact. Maar ja, daar wordt alleen geleerd wat effectief is in wedstrijden. Vaak een vermagerd lesplan waar ook verwurgingen maar zelden systematisch worden geoefend want newaza = snel matte in normale omstandigheden. 

Daarom wordt een verwurging in het judo echter steeds gevaarlijker. Weinig oefenen is weinig ervaring. Kinderen mogen tot een bepaalde leeftijd sowieso al niet verwurgen, bij ons iets minder extreem dan in Amerika waar onder de 13 geen shimewaza worden gedaan. Wat effectief betekent dat de jeugd heel laat of al helemaal niet echt vertrouwd raakt met deze technieken. Daarom durven ze vaak ook niet goed te verwurgen of verwurgd te worden. Ze weten niet goed hoe ver ze kunnen gaan, of ze vinden het eng dus tikken ze bij het oefenen veel te snel af als het eigenlijk maar net zit of niet. Dat doen ze bij BJJ dus anders.

Stoer doen is geen goed idee

Als we dan eindelijk toekomen aan het oefenen en toepassen van de shimewaza, is dat vaak ook erg volgens het rijtje van Kawaishi. Dat wil zeggen: niet al die series in al die posities op nummer, maar gewoon fijn als je er een stuk of tien kent bij een judoka die netjes stil ligt. Daarmee kom je in een wedstrijd op de grond natuurlijk niet ver, die situatie is totaal anders. Het oefenen van een verwurging in een gecompliceerde rol-en overname-oefening is dan beter, maar dat is dan weer net kata. 

Ik denk dat judoka die goed willen omgaan met shimewaza, beter een jaartje kunnen gaan crosstrainen bij de collega's van BJJ of het klassieke jujutsu. Want dan leer je creatief te zijn en te spelen met de jas, de handen en de positie. Wat Kawaishi leerde, klopt wel natuurlijk, maar in de praktijk zijn er honderden manieren om iemand de hals dicht te snoeren. Het vraagt een heel fijn gevoel en veel ervaring om dat snel en veilig te doen. (Wat overigens ook geldt voor kansetsuwaza, maar dit terzijde.)

Het moet bovendien heel goed worden begeleid, want judoka die niet weten wanneer ze moeten ophouden, zijn levensgevaarlijk bezig. En dat is het gevaar van stoer doen. 

Degene die verwurgt, moet zijn kracht en techniek feilloos doseren. Allereerst mag het strottenhoofd geen millimeter te ver worden ingedrukt anders kan de arme uke daarna niet eens meer zeggen dat het ellendig was. Maar ook de bloedtoevoer naar de hersenen moet niet te lang worden onderbroken. Klontjes in het bloed zijn niet fijn en ook je hersenen willen eigenlijk continu zuurstof om niet heel snel af te sterven. Een judoka die wel even met volle kracht een ander om de hals gaat hangen, heeft het niet begrepen. In een wedstrijd is het fijn als hij snel zit voor de scheids matte kan dénken, maar in oefeningen en randori graag langzaam als je het nog niet fijn beheerst.

Degene die zich laat verwurgen, moet ook heel goed het juiste moment van overgave kennen. Ik werk wel eens met een judoka die panisch lijkt voor shimewaza. Hij vindt het heel leuk om het op mij toe te passen, maar zelf gaat hij spartelen en roepen als je al naar zijn kraag grijpt. Dan is de lol er meteen af. Een judoka moet het gevoel wel toelaten en vooral niet overdreven spartelen. Voor de tori is het ook ondoenlijk als iemand al aftikt voor je kracht hebt gezet, angst is een slechte raadgever in deze. Maar ook degene die niet van wijken wil weten is een ramp. In mijn groep hebben we er ook zo eentje. Als hij paars begint te worden doet hij nog steeds net alsof hij niet zit. Dan ben ik maar de verstandigste want ongelukken moeten we niet hebben. Stoerheid is in twee richtingen rampzalig. Het is geen beheerst spel en men weet dus niet de juiste maat.

Voor de veiligheid is het dus wel leuk, maar wat Helio Gracie zegt, herkennen de meeste judoka dus helemaal niet. 'Gaan slapen' of bewusteloos raken door een verwurging heeft bijna geen enkele judoka ooit meegemaakt. Zover komt het niet. Gelukkig niet zeggen velen dan. Mua. Het zou het normale risico van het spel moeten zijn, en we hebben ook Kappō waza voor als het toch tot slapen komt, maar van dat risico blijven we zó verre dat het er niet meer op lijkt dat dit in essentie een echte uitschakeling wil zijn.

Vanwege die houdingen bij de merendeels totaal onervaren judoka, gaan de shimewaza er geleidelijk aan. Het wordt net zo marginaal in judo als de sutemiwaza. Sommige judoka kennen er een paar heel goed, maar de meesten houden het bij het gewone werk. Ik vind het jammer omdat daarmee weer een stukje van het oude judo en jujutsu verdwijnt en alleen doorgaat in het BJJ... 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten