vrijdag 4 maart 2011

Kreukelzone

Op slag dood?

Als je wel eens een auto hebt gezien die flink in elkaar zit na een aanrijding, kun je denken: dat was een harde klap! Maar meestal komen de inzittenden met de schrik vrij, zeker als er ook nog airbags ontploft zijn en ze de gordel droegen. De auto zit in elkaar, maar wat je ziet is... de kreukelzone. Het deel van de auto dat er speciaal voor ontworpen is om de kracht van de klap op te vangen en als een propje te verkreukelen.
Hoe anders is dat op een motor of fiets, of de bekende levensgevaarlijke brommobielen. Daar is de kreukelzone bij een aanrijding… de bestuurder zelf. Heel vaak zijn mensen die daarmee een crash maken – zoals dat heet – ‘op slag dood’. Dat wil zeggen, zelfs als het lichaam nog helemaal intact lijkt aan de buitenkant, hebben de inwendige organen zo’n opdonder gehad, dat de persoon in kwestie meteen buiten bewustzijn raakt en sterft.

Klap op je hoofd? Liever niet!

Het lichaam van de mens is in staat om een bepaalde mate van kracht/energie te incasseren. Bepaalde lichaamsdelen kunnen dan nog eens extra slecht tegen harde klappen, reden waarom we best mogen zeggen dat bepaalde gevechtssporten gewoon levensgevaarlijk kunnen zijn. Een lowkick tegen je been is hooguit pijnlijk, maar een klap op je harde schedel geeft de hersenen zo’n opdonder dat de weke inhoud in het harde omhulsel als het ware heen-en-weer klotst. Nog los van de krachten die op de nekwervels worden uitgeoefend bij een dreun tegen het hoofd. Een stoot in de zachtere lichaamsdelen lijkt wel af te ketsen op een stevige sixpack of zo, maar wat daar achter zit… het zijn toch allemaal sterk-doorbloede vitale organen. En dan nog: de energie die de vuist van een bokser van 70 kilo op jouw lichaam uitoefent is exact te berekenen – het is niet niks. Boksen is daarom niet alleen slaan, maar vooral het verdedigen tegen slagen. Anders is het gewoon dodelijk.

Vier veiligheidsmaatregelen van judo

Judo is een totaal andere manier van vechten. Judo kende van oudsher de atemi (de slagtechnieken) en wie het kata als integraal onderdeel van judo beschouwt, weet dat in Nage no Kata de tweede techniek al begint met een aanval van uke in de vorm van… een dreun voor je hoofd. Atemi. Desondanks… Jigoro Kano was vernieuwend in die zin, dat hij het judo ‘veilig’ wilde maken. Het wederzijds welzijn (jita kyoei) is niet gediend met hersenbeschadiging, noch met mensen die op slag dood vallen. En dus bouwde hij in het judo een heel aantal ‘veiligheidsvoorzieningen’ in, die het gevaar op verwondingen tot een minimum zouden beperken. Kreukelzones...

1) Als eerste wordt judo uiteraard op matten beoefend. Waarbij we wel moeten opmerken dat de oorspronkelijke ‘tatami’ qua schokabsorberend vermogen niet veel voorstelden. Maar moderne matten op eventueel ‘zwevende’ vloerconstructies, zijn relatief veilig, zelfs áls je ongecontroleerd zou vallen. Hoe zachter de mat of hoe meer de vloer meegeeft, hoe meer energie van de val wordt opgenomen.

2) Ten tweede kent judo de ‘ukemi’ ofwel: het effectief valbreken. Geen enkele judoka mag zich laten werpen als hij niet kan vallen. Maar wat doet valbreken? Daar is wel meer dan een regeltje in een blog aan te wijden uiteraard. Maar globaal hebben alle ukemi-technieken allemaal dít gemeenschappelijk: de krachten van de val worden afgewend door het lichaam een houding te laten aannemen waardoor de energie verder-stroomt. Vallen in judo is nooit zomaar ‘pats’ vlak neerkomen, want dat is zelfs als je gaat zwemmen nog dodelijk op een wateroppervlak. Judo maakt altijd een rollende beweging, waarbij meer dan de helft van de ‘schadelijke’ energie die het lichaam zou kunnen kwetsen, in de rolbeweging wordt afgewenteld. Letterlijk: af-wentelen. Wegdraaiend. De bescherming van de nek en het hoofd is daarbij een hoofddoel. Armen en benen kunnen hooguit breken, maar kunnen als zodanig veel meer hebben dan de romp en het hoofd. Door de armen flexibel te laten bewegen en als ‘kreukelzone’ te gebruiken (opvouwen/afpetsen) en het hoofd in een natuurreflex te laten intrekken (kin op de borst) terwijl de rug rond wordt gemaakt, zijn de lichaamsdelen waarmee je dodelijk zou kunnen vallen, beschermd. Door het eigen lichaam! Mede daarom is een judopak nauwelijks schokabsorberend. We bewegen flexibeler hoe dunner het is, maar we hebben ook echt geen Michelinmannetjes-gi nodig om onszelf te beschermen.

3) Maar ten derde en vierde hebben we nog principiële judopunten. Drie is: meegeven. Als een bokser iemand met de rug tegen een muur zet en dan een body shot geeft, slaat hij de ander waarschijnlijk dood. Alleen in films sta je dan weer snel op. Als je diezelfde klap in de open ruimte geeft en de ander veert met de klap mee naar achteren, kun je je gerust in je maag laten stompen. Je voelt niets als je maar ver genoeg in dezelfde richting kunt gaan als de vuist wil. Dat is de verdediging van boksen: meegeven en ontwijken. Ga niet tegenwerken! Judo is principieel hetzelfde. Elke energie die op je wordt uitgeoefend, wordt opgevangen door mee te bewegen. Nu is judo als zodanig al niet gevaarlijk qua krachten, omdat de druk altijd wordt gezet met het hele lichaam, via de ‘uitstekende delen’ (armen/benen) en de krachten verder via kantelpunten (heup/schouders) worden verdeeld in de vrije ruimte, maar desondanks is het principe van ‘meegeven’ ook vanuit veiligheidsoogpunt al erg wijs. Minimale energie met maximale efficiëntie (seiryoku zenyo) is óók wáár als het gaat om veilige aanwending van energie en krachten op een lichaam. Alleen in newaza kan het soms iets verder gaan, als de controle op de mat zo ver gaat dat de ander plat gedrukt moet worden. Tsja… je mag het bijna niet zeggen, maar volgens Jigoro Kano is newaza eigenlijk slechts deel van het judo omdat het nu eenmaal moet. Het was niet zijn ‘ding’ zoals we tegenwoordig zeggen. Het ‘meegeven’ in newaza is echter wél mooi als het gaat om rolbewegingen. Niet als het op ‘persen’ aankomt.

4) Maar de beste kreukelzone in het judo is… de kumikata van de armen. De armen en handen voelen niet voor niets alles van de balans van je partner. De vingers zijn de fijnste judo-instrumenten (zie mijn blog ‘Fingerspitzengefühl’ van 25 januari jl.!) maar de armen zijn ook de meest flexibele antennes. Wat voel je in goede kumikata? Niet alleen de eenheid van beide judoka, zoals ik eerder heb proberen uit te leggen. Je voelt ook elke massa-verplaatsing van de ander. Als je partner duwt met zijn volle 70 kilo, voel je de druk. Je schakelt dan razendsnel naar ‘meegeven’ om je techniek voor te bereiden, maar in de eerste plaats ook om zelf je balans te bewaren c.q. te herstellen. Je hara/onderbuik voelt dat je balans in gevaar komt, en herstelt zich door via de hersenen de armen te bewegen om zich te krommen, te laten ‘kreukelen’ om zo te zeggen. Daarmee vang je de meeste energie al op. De verdedigende houding van de benen is ook: niet strak zetten, maar licht krommen en het zwaartepunt iets verlagen. De verdedigende houding vanuit de armen is: de ander niet té dichtbij laten komen, maar ruimte houden (ma-ai) in de veiligheidszone. Zo sturen de armen als eerste de ‘absorptie’ van de kracht, waarna je met stappen de ruimte opnieuw kunt definiëren. Vooral dáárom is stiff-arming onmogelijk judo. Balans en balansherstel wordt bijna onmogelijk óf een kwestie van hele sterke beenspieren. Want alle energie van je partner knált rechtstreeks op het lichaam als je armen stijf staan, alsof je een aanrijding krijgt zonder kreukelzone…

Judo en ideale fysieke opvoeding

Judo is een fascinerend gebeuren. Waarbij begrip van je lichaam, en alle krachten die er op uitgeoefend worden, van wezenlijk belang is. Jigoro Kano beschouwde het niet voor niets als een compleet systeem van lichamelijke opvoeding, veilig en algemeen nuttig. En inderdaad, vergeleken met welke andere ‘sport’ dan ook, is de manier waarop judo omgaat met krachten en energie die het lichaam moet opvangen, bijna een perfect systeem. Zelfs hardlopen is zwaarder, niet alleen qua cardio, maar we weten ook hoeveel schokabsorberende zones de ideale loopschoen heeft (als we tenminste niet zo soepel zijn als een Afrikaan). Balsporten zijn veilig zolang de bal niet door het lichaam hoeft te worden opgevangen, en dan geldt: hoe kleiner de bal, hoe meer energie, en dus hoe meer protectie nodig is. Nee, judo is veilig. Blessures kunnen ontstaan, maar zelden door de techniek als zodanig, maar meestal als één van beide judoka ze niet goed toepast. Juist ja, als de kennis van de fysieke principes onvoldoende beheerst wordt.

Noodzakelijke kennis

Judo zonder fundamentele kennis is net zo onvoorzichtig als rijden zonder gordel, of hard rijden in een oude auto zonder veiligheidstechniek. Als brommer- of motorrijden zonder helm. Eigenlijk weet je bij een judoka al bij de pakking waar het eventuele probleem zit. Wat zich in de ukemi zal vertalen natuurlijk. Relaxte armen wijzen op een lichaam dat soepel zal vallen. In de interactie voel je in je vingertoppen wat de ander doet met zijn eigen veiligheidszone’s. Vaak… helaas… heel weinig. Terwijl we een geweldige kreukelzone hebben, twee soepele armen die tevens onze judo-antennes zijn.


Hierna móet ik natuurlijk nog een keer verder met Hirano en met de geestelijke betekenis van kumikata… nog genoeg te schrijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten