dinsdag 14 juni 2011

De ashi barai ofwel: het geheim van judo versus spierkracht

“Judoka zijn tegenwoordig zó sterk…”

Laatst werd er op een van de forums weer de aloude vraag gesteld: hoe zit het nu met judo en spierkracht? Is het nodig om sterk te zijn om te judoën? En dan natuurlijk weer de aloude voorbeelden van Jigoro Kano die als klein mannetje grotere kerels kon werpen, en of dat nu nog steeds zo zou werken, etcetera etcetera.

Nou, ik zou zeggen tegen een tengere en technische judoka: probeer het maar eens bij iemand als – pak’m beet: Henk Grol. De vergelijking is een anachronisme, maar laat een nieuwe Hirano of Mifune het maar eens proberen tegen Teddy Riner. Het zal niet lukken.

Ach, natuurlijk wordt techniek overwonnen door kracht. Natuurlijk. Een gebouw wat perfect gebouwd is, helemaal in balans staat, wordt net zo goed gesloopt als de sloopkogel zwaar genoeg is, of de hydrauliek van de machine zoveel power heeft. Je kunt dat natuurkundig berekenen.

Ik heb de laatste tijd nogal wat verhalen gehoord van dichtbij en ver weg, waarbij mij wederom gebleken is dat heel veel ‘judotraining’ nog steeds gaat over trekken en sleuren op volle kracht. Bijgevoegde feauteau komt uit het Russische bereik, nou, soms zegt een plaatje meer dan een heel verhaal. De 'Russen' staan echter ook in ons land op de mat. Probeer iemand maar door de mat heen te rammen, lekker ippon.

Competitiejudo, we moeten het gewoon toegeven, gaat om kracht. En hoe verder je komt, hoe meer het gaat om kracht. Wil je competitiejudo? Dan moet je sterk worden. Heel sterk. Geen gezeur, naar het krachthonk. Anders word je van de mat gegooid, punt uit.

Terug naar de basis

Jigoro Kano heeft judo opgezet met een pedagogisch doel. Vrede en harmonie door oefening op de tatami. Als we dan kijken naar het systeem dat hij ontwierp voor het fysieke gedeelte van het judo, hebben we bij de nagewaza de zogenaamde Gokyo, de veertig technieken van vijf keer acht: ikkyo, nikyo, sankyo, yonkyo, gokyo. En waarmee begint de allereerste serie technieken? De meeste judoka wéten dat niet eens: met de-ashi-barai. De basis. Niet de tweede beenworp, maar de allereerste!

In competitie zie je deze techniek zelden. Logisch. Want om de ashi barai goed te doen, mág je namelijk ab-so-luut géén overmatige spierkracht gebruiken. Absoluut niet.
De ashi barai is één van de meest intelligente technieken van het hele judo, durf ik te zeggen. Zó simpel, en zó perfect. Zó slim, en zó gevoelig. Zó effectief en zó licht als een veertje.

De ashi barai

Wie bij de ashi barai niet heel ontspannen staat, kan de techniek nooit of te nimmer toepassen. Want zonder het perfecte gevoel van wat uke doet, heeft tori nooit het exacte moment te pakken. Het sturen van dit gevoel, en het sturen van de bewegingen van uke door tori, is iets wat mislukt bij te veel kracht-toepassing. Dan weet uke wat tori wil, staat hij niet goed, stapt hij niet goed, en dan wordt hij niet gevangen op het cruciale moment.

De nieuwe vertaling van het boek van Toshiro Daigo Sensei ‘Wurfttechnieken des Kodokan Judo’ Band 2 – vorige week verschenen – geeft een uitgebreide uiteenzetting over het ontstaan van de ashiwaza, en een interview van Kuzudo Kudo met Jigoro Kano (blz. 50-52) waarin de stichter heel duidelijk aangeeft waar hij de drie basis-ashi-waza (de ashi barai, ko soto gari en sasae tsurikomi ashi) vandaan had en waarom deze de basis zijn van alle beentechnieken: omdat Kano in Kito Ryo en Tenjin Shin’yo-ryu leerde aanvoelen wanneer exact de partner uit balans gebracht werd en daarom ‘ziemlich einfach’ geworpen kon worden. Daarbij wordt de onbalans van de voet(en) aangevoeld en gelijktijdig de tsukuri toegepast. Volgens Kano ontdekte hij bij deze technieken de hele sleutel van het tsukuri-principe!

Voor het juiste begrip. De timing van de tsukuri is wezenlijk, en tegelijk moet tori exact aanvoelen hoe uke reageert op zijn bewegingen van voeten en handen. Op exact dát moment is de voet die geveegd moet worden éven niet op de mat, en dán is het razendsnel sturen-en-vegen, en uke gaat naar de mat. Onweerstaanbaar. Als een veertje.

Natuurlijk kan men uke gewoon met volle kracht omtrekken. Natuurlijk kan men uke gewoon met volle kracht het been wegvegen. Dat zie je heel af en toe in toernooien. Maar dan is het geen de ashi barai meer. De ashi barai vraagt slechts heel lichte beweging, heel soepel. Net als okuri ashi barai, uiteraard een verwante techniek. In Nage no Kata bijna een lichte dans, waarbij een vergelijkbare tsukuri en timing moet worden gevoeld, gecombineerd met de iets royalere derde stap door tori, opdat hij kan vegen. Ontspannen! Daigo zegt zowel in de Engelse als de Duitse uitgave héél uitdrukkelijk over het gebruik van kracht: “het is voldoende als de rechterhand de actie licht ondersteunt. Als hij te veel kracht gebruikt, wordt uke gedraaid en gaat het exacte moment voor het vegen verloren.”

Wie de ashi barai wel eens goed heeft toegepast (heb ik) weet hoe heerlijk het is om uke er mee te verassen. Ik heb het nooit gedaan met enige kracht. Ik ben namelijk niet zo sterk, al ben ik zwaar.

Wat is nou judo?

Ik ben een senior, zwak van gezondheid, en gepassioneerd van judo. Niet vanwege mijn persoonlijke frustratie over mijn gebrek aan competitiemogelijkheden, maar puur principieel ben ik gefascineerd door de perfectie van judotechnieken. Als ik in de rest van mijn judoleven slechts enkele van deze parels als tori zou kunnen leren toepassen in alle volkomenheid, was ik al tevreden. Wat ik met het bovenstaande wil zeggen is dit. Het is geen mythe dat judo bedoeld is om zonder veel kracht, puur op techniek, te kunnen werpen. Wie het juiste aanvoelen heeft, kan redelijk simpel een sterke reus werpen met de eerste basisworp uit de Gokyo. Het is gewoon waar. Alle geheimen van kuzushi en beweging zitten er in, helemaal. Wie die geheimen verstaat en toepast, is een echte judoka.

Er is één maar. Dit judo functioneert alleen maar als de partner op de mat niet stiekem een andere sport bedrijft. Dit judo werkt niet tegen karateka, worstelaars, en ook niet tegen competitiejudoka. Het aanvoelen van wat uke doet, kan alleen maar als uke minstens net zo ontspannen op de mat staat als tori. Tori kan nog zo zacht trekken en licht op zijn benen bewegen – tegen een aanstormende bulldozer is hij nergens. De ashi barai kan alleen maar perfect werken vanuit een ontspannen kumikata. Als die er niet is, kan een judoka maar twee dingen doen. Óf het krachtenspel meedoen en keihard trekken en trappen. Óf buigen en van de mat stappen, tot hij de judoka vindt die hem wel aanvoelt.

Er is een tweedeling ontstaan. Tussen judo en judo. Het ene ís het, het andere wordt zo genoemd en uitgezonden op tv. Hopelijk wordt het eerste niet alleen opgesloten in de boeken van Daigo-sensei, maar ook nog eens in de praktijk gebracht. Ik ga er voor. Niet om er ippon mee te scoren, maar om het heerlijke gevoel van lichtheid, vloeiende energie, ene zachte beweging. Kano wist het, hij heeft het gesystematiseerd in zijn judo. Ik weet het, ik heb het gevoeld en het smaakt onvoorstelbaar naar meer.

Aanbeveling: de twee banden ‘Wurftechniken des Kodokan Judo’ door Toshiro Daigo, Duitse complete editie (2 banden tot nu toe) zie: dieter-born.de. Wie dát leest, wordt helemaal gepassioneerd van het totale echte judo zoals het nog steeds bestaat…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten