zondag 21 augustus 2011

Chinese krijgsmoraal (9) Rechtschapenheid.

Mitesco heeft deze zomer een serie van 10 blogs over de Chinese gevechtsmoraliteit, elke zondag een nieuwe. Nauw verwant met de Japanse krijgskunsten: hoe gedraagt een judoka zich als we kijken naar de wortels van de oosterse moraal? Veel Confucius, veel deugd.

Dit zijn ze dus allemaal:

Moraliteit van de daad – daaruit blijkt het,van buiten
o Nederigheid (Qian Xu; 謙虛)
o Loyaliteit/trouw (Zhong Cheng; 忠誠)
o Respect (Zun Jing; 尊敬)
o Rechtschapenheid (Zheng Yi; 正義)
o Vertrouwen/betrouwbaarheid (Xin Yong; 信用)

Moraliteit van de geest – daar komt het vandaan, van binnen
o Moed (Yong Gan; 勇敢)
o Uithoudingsvermogen (Ren Nai; 忍耐)
o Geduld (Heng Xin; 恆心)
o Standvastigheid (Yi Li; 毅力)
o Wil (Yi Zhi; 意志)

Waar leidt dit concreet toe?

Rechtschapenheid

De rechtschapenheid is de eerste deugd in de Bushidō code (義 ,gi)
Zheng Yi en Seigi in resp. Chinees en Japans 正義 betekenen precies hetzelfde. ‘Sei’ versterkt alleen nog het kanji ‘gi’, letterlijk is het: de correcte, stipte gerechtigheid. Het kanji zit ook in woorden als dōgishin 道義心, wat moreel bewustzijn betekent, ook gewoon moraal dōgi 道義. In het licht van de deugden is er ook jingi 仁義, humaniteit en recht.
Toch is het karakter 義, gi, niet per se aan moraliteit verbonden: een van de peilers onder het Kodokan judo is immers 講義 kōgi: lessen.

Wat is nu exact de deugd van 義 gi?

Het behelst zowel rechtzinnigheid als rechtschapenheid.
Rechtzinnigheid is een intellectuele deugd. Een bekende Samurai verklaarde het als volgt: “rechtzinnigheid is de kracht in iemand om zich consequent te gedragen overeenkomstig zijn verstand, zonder aarzeling: om te sterven als het goed is om te sterven, om toe te slaan als het goed is om toe te slaan.” Een ander zegt: “rechtzinnigheid is als je botten. Botten geven kracht en statuur. Zonder botten kan het hoofd niet op de rug staan, noch de handen bewegen of de voeten staan. Dus zonder rechtzinnigheid kan het menselijk lichaam geen Samurai worden.”
Rechtzinnigheid is dan een kwaliteit die een constante richting bepaalt, heel verstandelijk. Het is een kennis van goed en kwaad en de kracht om te beslissen. Wie het menu van mijn website ‘Mitesco’ leest, zal er veel van herkennen. Deugden en strategie. Orde en jukuryo danko: slagvaardig handelen na verstandige en zorgvuldige overweging.

Er is ook de betekenis van ´rechtschapenheid´ en ´oprechtheid´, en dat is meer een morele weg. Daar betreft het een principiële houding, overeenkomend met de waarheid of de wetten. Het is één van de klassieke kardinale deugden, ook wel ´gerechtigheid´ of ´rechtvaardigheid´ genoemd. De Griekse filosofie kende het woord gerechtigheid (dikaiôsunê) of gelijkwaardigheid (isotès). D.w.z. iedereen geven waar hij recht op heeft. Onrechtvaardigheid is méér willen hebben (pleonexia) dan waar je recht op hebt. Gerechtigheid is zo bezien ook de beheersing van je eigenbelang. Bij Aristoteles is rechtvaardigheid een deugd van balans, het juiste midden tussen te veel en te weinig, ieder het zijne.
Als je echter aan iedereen het zijne wilt geven, moet je wel weten wat dat ´zijne´ is, en dat is de moeilijkheid. Het vraagt veel wijsheid, beheersing en moed. Zonder dat gaat het ego regeren, en zo kwam de moraal op de kardinale deugden van de prudentie die alles ordent, gevolgd door rechtvaardigheid, matigheid en sterkte/moed. In de rechtspraak en rechtsfilosofie is dat ook het uitgangspunt geworden van billijkheid en redelijkheid. Het wijze verstand wat orde houdt tussen het ik en de ander.
Oprechtheid wordt meer synoniem gesteld met ‘eerlijkheid’ en is meer subjectief. Veel mensen zeggen ‘als je maar eerlijk bent’, dan maakt het niet zoveel uit wat je doet. Ja ja, daarmee kan het eerlijke ego toch heel eerlijk egoïstisch handelen! Beter is oprechtheid te blijven verbinden met balans en recht…
Ik houd erg van het woord ‘rechtschapenheid’. Het is een soort natuurlijke aanleg om rechtvaardig te zijn. Wat ons als mens in het hart is gelegd. Een natuurwet waarin er orde is tussen jou en je omgeving: God en medemensen. Totale balans zoals het bedoeld is. Een soort ‘scheppingsorde’.

Jita kyoei

Het principe van jita kyoei in het judo is de manier waarop Jigoro Kano uitleg gaf aan de weg van de rechtvaardigheid. Het welzijn van elkaar, het helpen van de ander, en het streven naar vrede en geluk is een doel wat niet kan worden gerealiseerd zonder een diepe balans tussen datgene wat ieder nodig heeft. Ieder het zijne is de basis van vrede en harmonie. Het is ten diepste ‘jingi’ 仁義, humaniteit en recht: ‘jin’ als welwillendheid, menselijkheid, barmhartigheid, bereidheid om te helpen en je eigen ikje te beheersen ten dienste van anderen.

Judo en rechtschapenheid


Judoka moeten mensen zijn die weten wat goed en kwaad is, en zich laten leiden door het principe van jita kyoei en ‘ieder het zijne’. Eigenlijk moeten judoka nobele mensen zijn, die niet geleid worden door eigenbelang, maar altijd de balans vinden tussen je eigen behoefte en de noodzaak om anderen tegemoet te komen. Alleen wie zo denkt en voelt, kan ook op de tatami harmonie met een andere judoka vinden. Als twee egocentrische judoka met elkaar in gevecht gaan, wordt het een hanengevecht, of als de één meer wil dan de ander, zal er één het onderspit delven. Het recht van de sterkste is niet het recht van de judoka.
Je voelt bij een judoka al snel waar hij/zij staat. Heb je te maken met een zelfzuchtig monster of een vriendelijk en beheerst mens? Ik wissel niet graag technieken uit met iemand die ik op dit punt niet kan vertrouwen. Of positief gezegd: als ik voel dat mijn partner een nobel mens is, kan ik me helemaal geven en me in diens handen overgeven. Hij zal mij immers geven wat ik nodig heb, en ik doe mijn best hem datzelfde te geven.
Het lijkt allemaal bijzaak wie de persoon van de mede-judoka is. En natuurlijk, we moeten met iedereen willen trainen. Maar het morele karakter van de ander maakt dat gemakkelijk of soms ook onmogelijk. Er zijn judoka die zo vol van hun eigen ik zijn dat de ander er gewoon niet tot zijn recht komt. Dan kan judo ook onrecht zijn, of een vorm van geweld. Meestal ontaardt dat in trekken en sleuren of overdreven competitie. In zekere zin is competitie waar geen competitie moet zijn, ook een gebrek aan rechtvaardigheid. Wie alleen maar wil vechten en hard tegen hard wil – ongeacht wie hij tegenover zich heeft – is in feite niet rechtschapen, maar een bruut. Dat is nooit de weg van judo, waar het principe van jita kyoei de hoogste rechtvaardigheid is.

Gulden Regel


Confucius zal zeggen:
子貢問曰‘有一言而可以終身行之者乎’
子曰‘其恕乎、己所不欲、勿施於人’ Tzu-kung vroeg: is er een simpel woord dat je kunt beschouwen als een gedragscode voor iemands leven? De meester zei: het misschien het woord "shu". Nooit een ander opleggen wat je zelf niet zou willen. (LunYu 15:24)
Men zou kunnen zeggen: “wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. De Gulden Regel van rechtvaardigheid, de balans tussen jij en ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten