We gaan weer wat aan de Japanse cultuur doen, met het
Japanse woord giri (義理), en het
betekent zoveel als: er is een vaste ordening voor hoe mensen met elkaar om
gaan. En die ordening is niet afhankelijk van hoe jij je voelt (subjectief),
maar hoe het hoort (objectief). Dat betekent dat die objectieve ordening niet
afhankelijk is van jouw individuele mening of profijt, maar van wat van buiten
jouw persoon komt, de samenleving.
Het spreekt voor zich dat dit basisconcept van Japanse
etiquette van het grootste belang is voor het verstaan van het judoprincipe van
Jita Kyoei, maar ook voor de houding die een dangraadhouder zou moeten hebben,
zijn morele principe wat altijd gericht zou moeten zijn op het welzijn van de
ander en het nut van de samenleving. Want zo hoort het, en wie op een bepaald
niveau staat, is wat verplicht aan zijn status.
Ja, en dát is dus typisch Japans: status verplicht. Niets is
vrijblijvend…
Het woord
Eerst eens even kijken naar de Kanji, zoals de lezers van
dit blog gewend zijn.
Ik had het al even over gi 義 toen ik enkele weken geleden sprak
over kōgi 講義 (voordracht) en daarbij zei ik al:
“Kogi is in het Japans niet iets vrijblijvends.” Ik zei: “Het gaat om
een diepere betekenis, zoals uit de woorden 談義
dangi (boeddhistische preek), en 道義 dōgi (moreel principe, betekenis van de weg,
en dus niet judopak!), 通義 tsūgi (universeel principe/betekenis).” En zo
is het dus ! In morele zin heeft het altijd te maken met gerechtigheid en
loyaliteit, in Japanse zin in een soort wederzijdsheid, onzelfzuchtig, trouw.
Daarmee heeft het een laag die wij Westerlingen misschien niet helemaal kunnen
verstaan. Wij kennen ook een gerechtigheid die ik-gericht is, zoiets als “als
ik maar aan mijn trekken kom”, of “Ik heb recht op dit of dat.” Dat type
gevoelsrecht noemen de Japanners ninjō (人情) en dat vindt men in zekere zin
onrechtmatig. Niemand is zichzelf zonder de ander, zonder ingebed te zijn in
een ordening die altijd hiërarchisch is. Zelfzucht is per se oneervol. De
kracht van die houding, is een innerlijke gemeenschapszin, die men wel giki 義気 noemt, jazeker, hetzelfde kanji ki (気) wat we tegenkomen in aikido. Ook het begrijpen van het principe
van harmonie, wa (和) hangt er mee samen. Harmonie
kan alleen ontstaan in wederzijdsheid, gemeenschap, onzelfzuchtigheid.
Ri (理) betekent
zoveel als ‘het principe’. In het judo kennen we het van Jigoro Kano die ju-no-ri (柔の理) definieerde als het principe van jû/zachtheid, een centraal
begrip, naast meer praktische judoprincipes als bijvoorbeeld Kuzushi-no-ri:
het principe van balansverstoring. Maar in het Japans heeft het veel
betekenissen. Praktisch, zoals bij kuzushi, maar ook als rigaku (理学) wat ‘exacte
natuurwetenschap’ betekent, of als iets waar je naar streeft, een risō (理想) wat ‘ideaal’ betekent, of
zelfs een ‘utopie’ kan zijn, een risōkyō (理想郷).
Giri 義理 is in dat licht een heel breed
begrip, wat in ieder geval betekent: een vast principe van loyale onderlinge
gerechtigheid. Ofwel praktisch, ofwel idealistisch, maar dus onontkoombaar. Een
verplichting dus.
Sociaal
kapitaal
In de
wederzijdse verplichting, komt voor giri in het alledaagse leven dan ook heel
snel een soort dankbaarheids-verplichting om de hoek kijken. De ene dienst is
de andere waard, maar dan ook heel sterk ingebed in een standenmaatschappij.
Hoe hoger iemand geplaatst is, hoe meer hij/zij geëerd móet worden op diens
niveau. Een gunst van een hogergeplaatste moet dus worden ‘gehonoreerd’,
letterlijk: met alle eer en egards behandeld. De hogergeplaatste heeft van zijn
kant ook een sociale verplichting aan zijn stand. Bijna een adellijke houding,
wat in de Japanse gevechtscultuur sterk tot uitdrukking komt in de
Samurai-eergevoelens. Dit kan ook leiden tot een bepaalde stijfheid en formele
houding in de dagelijkse omgang. Alles is zó strak geordend, eigen
interpretatie van deze sociale etiquette is per se ongepast, en dus gaat
iedereen zich soms wat robotachtig-loyaal gedragen, van het gezinsleven tot en
met de houding tegenover baas en bedrijf.
In het gewone leven wordt giri namelijk vooral ook gehanteerd om de balans in geschenken aan te duiden. Alles wat je krijgt, moet op een andere manier worden teruggegeven, bijna een economische etiquette in ruil-verhoudingen (een erfenis van een feodale cultuur) maar die ook elke spontaniteit in de omgangsvormen kan doden. Niets is een grotere belediging als geschenken of attentheid die niet conform de ongeschreven regels van giri zijn geordend.
Giri en de
geest van judo
Als we dit
alles toepassen op het judo, dan komt daarbij niet alleen het ideaalbeeld van
jita kyoei in een bepaald licht te staan, maar ook – en zo kwam ik er op – de
sociale verplichting van een sensei-judoka relatie, of de wijze waarop een
hoger gegradueerde zich dient te gedragen. Iemand met een dangraad moet weten,
dat de verplichting die deze graad met zich meebrengt, hoge eisen stelt aan
zijn persoon en gedrag. Hoe het hoort, staat eigenlijk vast. Op en buiten de
mat dient hij zich te gedragen. En elke judoka moet zo leven. Het begrip van
eerbied en respect wordt gedragen door een principiële houding van rechtvaardigheid
en onzelfzuchtigheid. Een erecode van onderlinge verhoudingen. Pas dus op als je shodan of hoger haalt - er wordt dan veel van je verwacht !
Wat zijn
wij Westerlingen soms ver verwijderd van de geest van het judo. Wij zijn geen
Japanners, en zelfs de Japanners begrijpen soms niet meer hoe het hoort. Maar
wie werkelijk het oorspronkelijke judo wil ontdekken en beleven, ontkomt niet
aan het houden van deze standaarden. Want judo is geen vrijblijvende sport. Het
is een levensweg waarbij de lat hoog ligt, zeker voor wie een hogere positie
bekleedt. Volgens de beste Japanse principes, moet degene die zich daar niet
aan houdt, zichzelf uit schaamte elimineren, niet waard om nog deel uit te maken van de gemeenschap. Dat deed men voorheen door met een
tanto of katana-zwaard in zijn buik (hara) te steken (kiri). Wij zeggen: je schaamt je
dood. Maar wát het ook is: een flinke schop onder de kont moet elke judoka toch
wel krijgen om zijn leven te beteren als hij de principes van zijn judo heeft
geschonden. Dat veel judoka niet eens voelen dat ze door hun gedrag een erecode zouden schenden is vanuit de oorsprong van het judo een onoverkomelijke schande.
“Want zo
is het nu eenmaal en niet anders !” Dat is giri in gewoon Nederlands.
Uitmuntend uitgelegd en zéér leerzaam... een stukje theorie dat ingebakken hoort te zitten in je gewone, dagelijkse, judo-opvoeding zoals de Sensei je die meegeeft.
BeantwoordenVerwijderenHelemaal mee eens!
BeantwoordenVerwijderenCees