Een tijd lang heb ik gemeend, zoals dat ook vaak op de Judofora is
gezegd, dat als een houdgreep, een van de osaekomi-waza, écht zít, er niet aan
te ontkomen is. Aangezien ik nu erg bezig ben met katame-waza vanwege mijn
trainingen in katame no kata, ben ik meer met deze vraag bezig dan anders. Interessant!
Het Japanse 押込技 (osaekomi-waza) bestaat uit drie kanji. Osae = drukken; komi 込 = bijeenhouden waza 技 = techniek. Het is een onderdeel van de katame-waza,
固技. In het kanji katame 固 zie je al meteen
aan het omsloten karakter zelf, dat het betekent: controleren, opsluiten,
zorgen dat de ander niet meer kan bewegen en/of ontsnappen. Het Engelse woord in
het worstelen ‘pinning technique’ is niet eens zou slecht gekozen. No escape. Iemand
wordt vast gecontroleerd, zodat hij hetzij geen lucht/bloedtoevoer meer krijgt
(shime-waza), zijn armen of benen niet meer kunnen bewegen zonder te breken
(kansetsu-waza) of dat zijn hele lichaam niet meer kan bewegen, de
osaekomi-waza dus.
Nu is de stelling
dat er aan een houdgreep niet te ontsnappen is, onhoudbaar. Want dat hangt af
van een paar dingen. En dat zijn niet alleen de toepassingen van de techniek,
maar ook : kracht én… de hardheid van het oppervlak.
Kracht
Het is duidelijk
dat iemand die beresterk is, zich kan bevrijden uit een houdgreep van iemand
die beduidend minder sterk is. Daarbij moeten we niet alleen denken aan
spierkracht, maar ook aan gewicht. In het judo zijn altijd de natuurkundige
wetten van toepassing, en dus ook en vooral die van Newton en de zwaartekracht.
Iemand van 100 kilo
die iemand van 50 kilo
tegen de mat drukt, drukt veel harder, ook al heeft hij geen getrainde spieren.
De judoka van 50 kilo
kan zich alleen bevrijden als hij met zijn lichaam die 100 kilo kan doen bewegen.
Normaal gesproken zal hij die kracht nooit louter uit zijn armspieren kunnen
halen; zelfs iemand die 100
kilo op de bank drukt, drukt die met zijn hele lichaam
en vooral ook vanuit buik-en beenspieren. Vandaar dat bijna elke ontsnapping in
katame-waza in principe de kracht van het hele lichaam zal gebruiken, net zoals
de controle van tori niet alleen uit de armen komt, maar van zijn hele lichaam.
Dat we dan ook spreken van drie- en vierpuntscontroles is terecht – en daarbij
zijn twee controlepunten altijd de voeten en benen!
Daarbij is voor
tori en uke het spel in het grondgevecht vooral een kwestie van onderlinge gewichtsverdeling,
en dus… meer dan men soms denkt van het zwaartepunt in het lichaam. Hoe de judoka dus met zijn hara weet om te gaan. Een goefend
judoka verschuift bij elke ontsnappingspoging van uke zijn zwaartepunt zodanig,
dat uke geen antwoord heeft op de druk van het gewicht op de plaats waar hij
probeert te bewegen om zijn eigen zwaartepunt te optimaliseren. Daarbij zijn
verplaatsingen van benen en voetpositie crucialer dan hoe hij zijn achterste
beweegt.
Verder is het voor
uke bij het kracht-zetten van belang alle hefboomfuncties optimaal te
gebruiken, of samen te laten werken met een trekbeweging. Het bekendste
voorbeeld daarvan is de ebi-beweging waarbij uke zich zo kan draaien onder tori
dat hij kan wegdraaien, of zijn been als hefboom kan gebruiken, en in
combinatie met bijvoorbeeld het trekken aan de obi, tori van zich af kan kantelen.
Denk aan de ontsnapping met de been-hefboom bij yoko-shiho-gatame. Zonder
ebi/hefboom zou uke tori nooit zo kunnen omtrekken, aangezien het zwaartepunt
van tori zeker 30-40 cm
verwijderd van uke plat op de mat ligt! Dus: lager dan uke, ver verwijderd,
normaal niet te tillen met de armen alleen! Bij die typische ontsnapping zie je
ook dat bij het normaal van belang is het zwaartepunt laag te houden – net als
bij tachi-waza dus. Tegelijk: als uke’s zwaartepunt opeens omhoog kan komen,
kan hij ‘bovenop’ tori komen.
Ontsnappingspogingen
waarbij uke snel kan spartelen en aldus zijn zwaartepunt kan verplaatsen, zijn
daarom vaak succesvol, zeker als uke met zijn zwaartepunt hoger kan komen dan dat
van tori (‘bruggen’) en tori daarop niet adequaat reageert door zelf ook zijn
zwaartepunt razendsnel omhoog te brengen en met de benen te controleren door
nieuwe positie te kiezen.
Het geheim van
controle in osaekomi-waza is dus de balans tussen zwaartepunt en beweging/veranderende
gewichtsverdeling.
Als de armen van
uke evenwel beduidend sterker zijn dan die van tori, is tori echter in het
nadeel, Dat zie je bij ude-kansetsu-waza heel goed. Als een uke heel sterk is,
kan hij de trekkende beweging van tori’s beide handen tegenhouden en
overstrekking voorkómen. In dat geval kan tori alleen toeslaan als hij de
kracht in zijn armen ‘verlengt’ door met zijn volle lichaamsgewicht te spelen. De
kansetsu-waza in het katame no kata maken alle gebruik van dit mechanisme!
Matoppervlak
Wat nogal eens
wordt vergeten, is de betekenis van het oppervlak waarop beide judoka vechten. Wij
zijn gewend aan de standaard judo-tatami van 4 cm dik. Maar als er een
andere mat wordt gebruikt, of de ondergrond van de tatami sterk meeveert, is er
veel meer kracht nodig om uke te immobilseren, of anders gezegd: is het voor
uke gemakkelijker een ebi-beweging te maken en zich te bevrijden. Iedereen
herkent dat als je wel eens kinderen ziet stoeien op een bed/matras/bankstel/trampoline.
Een hon-kesa-gatame is dan nog wel mogelijk omdat de nek dan met alle kracht
wordt omklemd, maar een tate-shiho-gatame is een eitje voor een bevrijding,
want uke kan zich op het verende oppervlak omkeren, of laten stuiteren. Anders
gezegd: een tori kan met veel minder kracht een uke vastleggen op een zo hard
mogelijke ondergrond. In een straatgevecht of op gras is een bevrijding daarom
veel moeilijker, niet alleen omdat de ondergrond uke kan schaven!
Ademhaling
Tenslotte. Om kracht te kunnen zetten, moet een judoka voldoende
zuurstoftoevoer hebben in zijn lichaam. De longen moeten die zuurstof leveren
en daarom moet de ademhaling vrij zijn. Als bij shime-waza de zuurstoftoevoer
naar de hersenen wordt afgesneden volgt snel bewusteloosheid en dan verslappen alle
spieren. Bij osaekomi-waza gaat dat langzamer, maar een goede houdgreep kan
zoveel druk leggen op de hals dat het bijna een verwurging wordt (kata gatame, en
sankaku-houdgrepen) en als tori uke’s borstkas maar plat genoeg kan drukken
(zoals bij mune gatame ofwel kuzure yoko shiho gatame, een goed zittende kesa
gatame waarbij uke’s hand strak onder tori’s oksel wordt getrokken, of kuzure kami shiho gatame), is er ook
weinig mogelijkheid tot diepe ademhaling meer over. Ook al zou uke normaal
sterk genoeg zijn, op dat moment zal hij die kracht niet kunnen geven omdat het
tekort aan zuurstof hem te slap maakt. Laat de sterkste judoka in de fitness
maar eens proberen zijn normale gewicht te drukken als een andere judoka op
zijn borst/buik gaat zitten… dan weet je wat het verschil is. Op die manier zijn
25 seconden in shiai geen probleem voor tori, uke zal langzaam rood aanlopen. Zelfs
is het mogelijk dat hij het zó benauwd krijgt dat hij moet aftikken. De kracht
en de hardheid van de tatami maken dan het verschil in hoeverre uke nog een
kans heeft of niet. Deze factoren maken het ‘osae’ in het judo effectief of
niet, of uke geperst wordt of ontkomt…
Zéér interessante blog Mitesco! Maar bij Kesa Katame is het niet alleen "platdrukken" van de borstkas. Het beste resultaat verkrijg je, als je de houdgreep "indraait". Dus al drukkend met je body in de tegenstander draaien van onder zijn borstkas uit. Je perst daarmee de lucht uit zijn longen die er nog inzit, en voorkomt direct het inademen van nieuwe lucht. Als je die techniek beheerst, maak je van de Kesa Katame een zeer beroerde houdgreep voor degene die aan het ontvangende eind zit. Die iemand zal moeite krijgen met ademen en geen adem meer hebben om het lang vol te houden. Ook het inzetten van de houdgrepen is belangrijk voor het uiteindelijke resultaat!
BeantwoordenVerwijderen