De meeste kinderen en judoka vinden het helemaal niet 'leuk' om dingen niet te kunnen. Leuk is juist: wél iets kunnen. Kinderen zijn normaal apetrots als ze iets bereikt hebben en dat kunnen laten zien. Een slip- of bandexamen waarbij ze iets niet blijken te kunnen, is een afgang. Pijnlijk. En als ze te vaak 'verliezen' bij een randori of wedstrijd, voelen ze dat als vernedering. Want iets niet kunnen = faal = dodelijk. He-le-maal niet leuk!
Hoe kan men dit nu toch zo als tegeltjeswijsheid neerzetten, zeg?
Het punt zit hem in hoe je kijkt naar het moment van "niet kunnen".
Zie je dat als een eindpunt, dan is het inderdaad mislukking en falen. Je hebt er naar toe geleefd en het is niet gelukt. Dan lijk je ongelukkig.
Heel het leven is leren van nieuwe dingen. Dingen die andere mensen al kunnen, maar die voor jou nog nieuw zijn. Dat is geen teken van mislukking, maar een teken van 'op weg zijn'. Judo verbeeldt dat lange proces, en daagt uit om met plezier steeds een nieuwe stap te zetten. Niet mekkeren, maar aan de slag. Het leuk vinden dat je nog steeds dingen niet kunt. Want alleen dan houd je de uitdaging om morgen iets nieuws te ontdekken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten