zondag 23 oktober 2011

Het geheim van kumikata (3) het ideaal van Kano, deel 1

Dit tweedelig blog is een vervolg op twee eerdere blogs uit februari en april van dit jaar. Maar zoek vooral op het label ‘kumikata’ (kolom rechts) om even in te lezen alvorens dit deel 3 te lezen.

Uitgangspunt: partnerschap


Kern van alles in het judo, en ook als het gaat over kumikata, is wat ik eerder schreef: Letterlijk betekent Kumi-kata 組方 niet zomaar ‘vastpakken’, maar: “Een manier om je met de ander te verenigen”. Judo is een methode van zelfverdediging, maar ook zelfverwerkelijking en dus vereniging met anderen in harmonie. Dit mag nooit uit het oog worden verloren, opdat we niet blijven steken op wat Jigoro Kano noemt: het laagste (fysieke) niveau van judo.

“We plaatsen het eerste – de training om je tegen een aanval te verdedigen – onderaan, en we noemen dat: judo op het laagste niveau. Laten we de training en cultivering, wat bijproducten zijn van de training voor de verdediging tegen een aanval, judo op midden-niveau noemen. De studie hoe iemand zijn energie ten dienste kan stellen van de samenleving noemen we judo op het hoogste niveau.” Jigoro Kano, Mind over Muscle, p. 95.
Als we spreken over kumikata, dan is het ideaal dus niet: pakking om te vernietigen, maar pakking om te leren en te groeien in harmonie. Dit kan niet voldoende worden benadrukt.

Sport randori


In het moderne judo is kumikata in randori echter een hele andere weg gegaan. Normaal gesproken gaan judoka bij hun technieken uit van basis-kumikata, dat wil zeggen: één hand aan de kraag, één hand aan de mouw. Vanuit die pakking worden alle gewone technieken ingezet, maar wordt ook elke techniek voorbereid door te voelen, te sturen, uit balans te brengen en uiteindelijk in te zetten en te werpen. Ik heb al eerder onderscheid gemaakt tussen een zachte, verkennende pakking, en een steviger pakking als de techniek is gekozen en wordt ingezet, de schepping van de techniek: tsukuru 作る. De handen als scheppingsinstrumenten… of het hele lichaam?

Kano zag echter al in het begin dat de judoka dit onderscheid niet meer maakten, en dat betekende dat zij zich gingen focussen op het ontwikkelen van spierkracht om vanuit de pakking te kunnen domineren. Vastpakken en pas loslaten na de feitelijke worp. Hij vond dit een verarming, om twee redenen:
1) Het principe van ju verdwijnt in het afvoerputje
2) De verschillende aanvalsvormen van de oorspronkelijke weg worden verengd tot één vorm.

Wat als gevolg daarvan overblijft is een arm judo, een ‘sportjudo’ wat in randori en wedstrijden alleen nog werkt met kracht en een beetje gevoel, in plaats van veelzijdig te zijn als methode van aanval en verdediging. Het competitieve element van de ‘krachtmeting’ in sportrandori betekent tevens dat de vrije oefening een gevecht wordt om te winnen. Helemaal fout volgens Kano (zie hieronder!) en het gevolg is dat Kano al rond 1918 (!) inzag dat de judoka in die tijd al slechts een klein deel van het judo beoefenden… niets is veranderd…

1) Het principe van ju


Jigoro Kano zei dus in 1918:
In de Kodokan doet iedereen randori door zijn tegenstander bij de kraag en de mouw te pakken. Dat moet je doen bij beginnelingen om hun vaardigheid te verbeteren, maar die methode is niet de uiteindelijke (the ultimate one). Als je de kraag en mouw van je tegenstander vastpakt, moet je dat extreem zacht (softly) doen, en zonder kracht (without strength). Anders kun je niet snel genoeg meer bewegen. (Kano/Otaki (uitg.): Kano Jigoro: My life and judo, Shin-jinbutsu-oraisha, p.76. Oorspronkelijk in Sakko 1927-1930.)
Dit laat al zien wat ik boven aangeef: het principe van ju moet aanwezig blijven in de pakking/randori, en… er zijn méér vormen van randori/aanvalsvormen. Daarbij past, dat hij pleit voor snelheid en beweeglijkheid.

Het voorbeeld van Shiro Saigo


Een van de grote voorbeelden van Kano was Shiro Saigo, een van de vier ´Devas´ (“godenzonen”, de bijnaam van de sleutelfiguren in de vroege Kodokan), die al in 1885 wedstrijden deed toen de tegenstanders nog allemaal jujutsuka waren. Kano zei:
Shiro Saigo was vooral een briljant beoefenaar. Maar hij was een judoka die waarschijnlijk het meest van allen geworpen werd als hij oefende. Hij was een meester in slimme ukemi en hij leerde om de technieken van zijn tegenstanders te ontwijken met lichaamsbewegingen, en zo kon hij uiteindelijk geworpen worden zonder enig probleem. Veel beoefenaars proberen hun tegenstander aan te vallen terwijl ze terughoudend zijn, bang om zelf geworpen te worden. Saigo keek daar niet naar en was in zijn gevechten dus louter aanvallend, terwijl zijn tegenstanders afgeleid bleven worden door hun verdediging. De consequentie was dat de tegenstander het voor Saigo gemakkelijker maakte om een techniek toe te passen. [Kano: An admonition to judoists who practice at dojo (1), Judo, (1936) Vol. 6, p. 4].
Kano stelt dat Saigo sterk werd omdat hij niet geobsedeerd was door winnen… en daarom werd de man soepel. Hij kon zijn lichaam totaal gebruiken om te vallen, te verdedigen maar ook aan te vallen, zonder de angst van “ik mag niet vallen of verliezen”!
Je moet oefenen met de juiste houding (correct posture) zonder je druk te maken over victorie of verslagen-worden… integendeel, als het je niet uitmaakt of je geworpen wordt en er aan denkt om de ukemi te nemen als de techniek van de tegenstander voldoende effectief is, zul je uiteindelijk bekwaam worden en niet in moeilijkheden komen. Als je erg goed wordt, zul je in staat zijn om een techniek te doen terwijl je wordt geworpen, en de technieken van je tegenstander ontwijken, en opstaan. Je zult in staat zijn om je lichaam licht en vrij te maken door deze manier van oefenen. Zo’n lichaam is een superieur lichaam, goed getraind. [Kano: The special course of randori to be arranged in the near future. Judo, (1937) Vol. 7, p.4].
Zo zien we hoe dodelijk het competitie-element is voor het begrijpen van judo als ju-do, de soepele weg – en randori zoals het bedoeld is, van inhoud verandert.

Dit alles heeft vérstrekkende gevolgen voor de kumikata. Wat ik eerder heb aangegeven, wordt nu ook door deze teksten van de stichter aangetoond (NB ik kende deze teksten toen nog niet!). Alles in onze oefeningen moet vederlicht zijn, om soepel en snel te zijn, en volledig te kunnen inspelen op wat je partner doet. Alleen dán kan kumikata en techniek beide judoka ook bij elkaar brengen en verenigen. Mooie en zachte techniek kan dan óók betekenen dat je gaat genieten van ukemi, sterker nog: je wordt pas goed in judo als je je vrijmoedig durft te laten werpen…

Wordt vervolgd… in deel 2 van dit blog over de verschillende aanvalsvormen, ofwel: het geheim van kumikata is, dat het slechts één aspect van contact tussen tori en uke is. Stay tuned!

3 opmerkingen:

  1. Het meest schokkende vindt ik nog, dat dit niet als een vanzelfsprekend basisprincipe wordt gezien dat geen nadere toelichting nodig heeft omdat het zó bij je judo-basis hoort, maar dat je moet constateren dat de blogschrijver meent dit extra te moeten benadrukken omdat slechts weinigen dit nog zo voelen en zien! Hoe komt dat? Deze visie was in mijn tijd vanzelfsprekend.

    Mijn mooiste herinneringen waren aan de randori waar ik in "automatic mode" aan het judoën was, en waar mijn lichaam en geest als één reageerden op wat de tegenstander deed. Het voelt vrij, licht en bovenal "verlichtend". Het idee van 'satori' komt zeer dichtbij het gevoel dat je dan kunt hebben. Lichtheid is nodig, nee, vereist. Zonder kán het niet. Zónder wordt het trekken, duwen, krachtsuitwisseling. Daar is judo niet voor bedoeld, doch daartoe wordt het judo tegenwoordig wel misbruikt.

    Gripfighting inplaats van luchtig en lichtvoetig. Een worsteling om de beste uitgangspositie die de ware judoka niet boeit: hij kan omgaan met elke uitgangspositie juist omdat hij lichtvoetig is, snel kan bewegen en het "gevaar" van vallen niet als zodanig ziet, maar het vallen tot tweede natuur heeft gemaakt.

    Het is allemaal zo helder als glas....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Waarom moest Kano hier steeds op hameren? Men wilde het in zijn tijd al niet horen... Morihei Ueshiba wist het al, in zijn aikido alleen kata. Dat kun je zo zachtmoedig houden als je wilt. Deze teksten vond ik ook in de aikidowereld. Rara waarom. En er komt nog meer...!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Mooi stuk. Het is niet zo raar dat ju wordt omzeild. Het is niet zo tastbaar als fysieke kracht, en het duurt (veel) langer voordat er zichtbare resultaten mee kunnen worden behaald. Nee, ik ben bang dat waarlijk ju voor velen niet is weggelegd en het is de vraag hoevelen daarvan dat erg vinden.

    BeantwoordenVerwijderen