zondag 30 oktober 2011

Het geheim van kumikata (4) het ideaal van Kano, deel 2

Vervolg van vorige week. Ik pak de draad op bij het tweede punt van mijn betoog:

2) De verschillende aanvalsvormen van de oorspronkelijke weg worden verengd tot één vorm.

Om dat te snappen moeten we beseffen dat judo oorspronkelijk ook atemi kende, aanvalsvormen van slaan en stoten, en het gebruik van wapens als katana (zwaard) en tanto (dolk). In de kata is dit nog aanwezig, denk bijvoorbeeld aan de aanvallen in Nage no Kata bij ippon seoi nage, uki goshi en ura nage. Kime no kata zit vol van verdedigingen tegen gewapende aanvallen. Het aikido definieert elke techniek vanuit een bepaalde aanvalsvorm, waarbij het weinig fantasie behoeft om in de aanvallende ‘atemi’-hand een wapen te denken. Welnu, iedereen snapt dat je bij een aanval met een klievend zwaard recht op je hoofd (shomen uchi, vgl. de aanval van ippon seoi nage in Nage no Kata) niet moet denken aan een gespierde pakking, maar alleen aan snelle controle waarbij stijve kracht een nadeel kan zijn…!

Ergens is het jammer dat de atemi-aanvalsvormen verdwenen zijn in het “sport randori”. Net als inmiddels zoveel andere aanvalsvormen, zoals het grijpen van de benen. Allemaal omdat de judoka het zelf verpest hebben met hun krachttoeren en stijf voorovergebogen judo. De competitie-judoka krijgen een koekje van eigen deeg: hoe sterker ze hun judo doen, hoe minder ze mogen, en hoe beperkter het judo dus weer wordt. Wat een armoede!

Compleet judo is derhalve niet louter een judo wat werkt vanuit een basispakking en áls dat zo is, dan nóg moet die pakking zó licht zijn volgens Kano, dat de soepelheid en beweeglijkheid nóóit in gevaar komt!

Kritiek van Kano op zijn tijd


Kano heeft kritiek op de manier van randori van zijn tijd. (Hij moest nú eens een dojo binnenlopen overigens!) Drie punten uit een periode van dertig jaar:
• Ik zie dat sommige judoka hun buik intrekken, spanning zetten op hun armen, en terugvallen op verdediging, alleen maar om een nederlaag te vermijden. Zo’n manier van doen is niet alleen nadelig voor hun pogingen om te winnen, maar is ook niet goed voor hun lichamelijke groei. Als je alleen maar concentreert op de verdediging, kun je niet aanvallen, en bovendien, je zult ook niet in staat zijn om je te verdedigen als de noodzaak er eventueel zou zijn. [Kano: An admonition to judoka. Judo, (1918) Vol. 2, pp.3–4].
• Omdat een judoka kan steken [met een tanto, M.], werpen en armklemmen kan doen, moet hij niet zo ver van zijn tegenstander verwijderd staan als een bokser. Hij kan naderbij komen om de kleding of hand van de tegenstander te pakken, of zijn nek. Dat moet hij ook doen als hij op zijn benen moet balanceren als hij zich verdedigt tegen het stoten en slaan van zijn tegenstander. [Kano: How to redress an evil practice, In: The collection of Jigoro Kano’s writings (Vol.3, 1927), p.54].
• Als je in een echt gevecht verwikkeld raakt, is het nadelig als je houdingen aanneemt met de benen wijd uit elkaar, bang doet (“getting cold feet”) en je hoofd naar voren steekt in de strijd, want dan is het gemakkelijk om een klap tegen je gezicht of hoofd te krijgen. Bovendien is het met deze houding moeilijk om je lichaam snel te bewegen, en om te gaan met de aanval van de tegenstander [Kano: An admonition to judoists who practice at dojo (1), Judo, (1936) Vol. 6, p.4].
Toen in 1934 de Kodokan haar gouden jubileum vierde, vond Kano het nodig om aan te sturen op verbeteringen, en bijzonder het aanpassen van randori aan de oorspronkelijke bedoelingen. [vgl. Kano: The first priority tasks that Kodokan should purse after its 50th anniversary, Judo, (1934) Vol. 11, p.2]. Al in 1927 zei hij echter:
“Als we denken aan de meest effectieve manier van randori, zowel als lichamelijke opvoeding als het echte gevecht, moeten we terugkeren naar de randori uit de vroege dagen van het ontstaan van de Kodokan”. (Kano: My life and judo, Shin-jinbutsu-oraisha, p.77)
Wat wilde Kano dan wel?

Kano wilde in zijn latere jaren (hij stierf immers al in 1938, 4 jaar na zijn hervormingsideeën!) eigenlijk een nieuw systeem van randori opzetten, waarbij hij op basis van de soepeheid, flexibiliteit en snelheid van het ‘ju’, de verschillende vormen van aanval en verdediging kon herstellen. Zoals het was in de eerste tijd van de Kodokan.

Daarbij noemde hij twee vormen, die beide verband houden met het bestaan van atemi en gewapende aanvallen. De eerste, uit een oudere tekst, lijkt een verbinding te maken naar kendo:
Ik heb gedacht over een kata voor jonge judoka waarbij de ene judoka een mes pakt van rubber of kunststof, in plaats van een bamboe zwaard, en probeert zijn trainingspartner te steken of te klieven, waarop de partner de aanvallen moet vermijden. Kortom, ik wil een kata toevoegen die ontwikkeld wordt uit het kendo, toegepast op judo oefening [Kano: A discourse regarding the three stages of judo: upper, middle, and lower. Judo, (1918) Vol. 7, pp. 4–5].
De andere variant lijkt meer op wat we nu kennen vanuit het aikido, en wat niet toevallig ook in het Tomiki aikido tot randori-aikido is ontwikkeld – Tomiki en Kano werkten samen aan deze vernieuwing, die Kano dus niet meer meemaakte.
De benadering is als volgt: de ene judoka grijpt de rechterpols of -mouw en trekt er aan. Dan stapt hij vooruit naar de rechterzijde van zijn tegenstander, zodat de tegenstander niet kan aanvallen omdat men zijn rechterpols vastheeft. De linkerhand van de tegenstander is vrij, maar de positie is veiliger vanwege de langere afstand van de linkerhand van de tegenstander. Dat geldt ook voor het linkerbeen van de tegenstander, die ten overvloede, veel moeilijker in staat is om ashiwaza toe te passen. Een judoka moet randori benaderen met dit soort overwegingen, en niet zomaar zonder nadenken werken. [Kano: My life and judo, p.77].
Toepassingen

Deze gedachten betekenen veel. We kunnen uiteraard niet het hele judo op zijn kop zetten. Het huidige judo is evenwel al genoeg in verwarring door de strijd tussen sportificatie en traditie.

Wel is het goed om te beseffen waarom men zou moeten pleiten voor een soepele en flexibele kumikata, en dat maken deze studies wel duidelijk.

Op het moment dat we beseffen dat de standaard-kumikata slechts één van de vele mogelijke aanvalsvormen van het judo is – ook al zijn de meeste andere vormen alleen bewaard in het kata – beseffen we beter waar het om gaat. Morele opvoeding, partnerschap, en dus zachtheid is één facet, maar zelfs in technisch opzicht is flexibiliteit, soepelheid en beweging belangrijker dan kracht, om alle mogelijke aanvallen soepel te kunnen pareren. Het voorbeeld van Saigo laat dat ook zien, en daarbij is de mindset van ‘ju’ en het vermijden van competitie weer belangrijk. Mentaal en fysiek judo liggen altijd in elkaars verlengde!

Op het moment echter dat de judoka meer de nadruk gaat leggen op soepelheid dan op kracht, komt er automatisch ook meer nadruk op balans, de werking van de hara, en het aanvoelen van fijnzinner beweging bij de partner. Logisch, wie alleen sterk is, voelt niks meer. Wie evenwel anders leert ‘voelen’, heeft niet meer een hele nabije pakking nodig (om heel hard te duwen en te trekken) maar voelt ook al heel fijnzinnig hoe de partner beweegt, als hij alleen een pols voelt, of een slag ‘voelt’ aankomen. Let op: waarneming van atemi is méér dan alleen ‘zien’! Wie gevoelig judoot, neemt meer waar dan alleen zien en zwaartekracht.

Afstand en nabijheid

Op deze manier gaan judo en aikido elkaar toch raken. Want puur judo zou – aldus beschouwd – veel meer open kunnen staan voor wat uke doet, in plaats van altijd te denken vanuit tori die pakking wil hebben en dan gaat werpen, en soms/vaak dus aanvalt in plaats van verdedigt! Judo zou (net als aikido) moeten uitgaan van wat uke doet. Slaat hij? Wil hij steken? Wil hij duwen en trekken? Wil hij een deel van je lichaam grijpen (arm, hand) of wil hij je benen onderuit vegen? Wil hij naar je benen duiken? Met dan vooral de vraag: hoe gaat tori die aanval van uke pareren? Op iedere aanval een gepast antwoord. En daarbij in alles soepelheid bewaren, en als het mogelijk is: met zo min mogelijk fysieke energie controleren.

Dus: niet op elke aanval met dezelfde pakking reageren en veel kracht er in stoppen, maar nadenken wat het juiste antwoord is. Nage no kata en de andere kata laten zien / leren hoe dat werkt en waarom… maar ook het aikido, dat heel vaak kiest voor de subtiliteit van een pakking op een zekere afstand, of alleen een lichte aanraking en een duw/trekbeweging, of zelfs: pakking door je te láten pakken en dan met heel je lichaam te bewegen – en aldus te werpen vanuit je hara!

Dat laatste is zeer de moeite waard om in overweging te nemen. Aikido is een veel effectievere manier van zelfverdediging dan men soms spottend denkt, als men het over ‘dansen’ heeft. Een aikidoka die het goed doet, heeft een moment van vederlichte pakking, waarin hij alles voelt van zijn partner en door soepel en licht in te spelen op wat uke doet, is zijn ‘kumikata’ soms niet meer dan contact-houden en bewegen.

Judoka die de eigen judoworpen toepassen, zouden dat laatste moeten vasthouden bij hun pakking. Niet alleen denken vanuit ‘ik moet werpen en winnen’, maar ‘ik controleer met mijn hele lichaam en ik heb contact’.

Geheimen van kumikata?


Het geheim van kumikata is in deze twee blogs weer een beetje meer ontrafeld. Met hulp van de teksten van Kano.
1) Goede kumikata is vederlicht en ontspannen, zonder kracht.
2) Goede kumikata is voelbaar uitdrukking geven aan een niet-competieve mindset (open om ukemi te nemen) en zo mentaal ontspannen te worden.
3) Goede kumikata speelt in op de verschillende mogelijke aanvalsvormen.
4) Goede kumikata is niet altijd een kwestie van nabijheid, maar kan ook vanuit een zekere afstand ‘pakken’ en controleren.
5) Goede kumikata werkt met de handen als antennes om het hele lichaam en vooral de hara de techniek te laten uitvoeren.
6) Goede kumikata… probeert zichzelf te minimaliseren, zodat er nooit méér contact en energie is dan strikt nodig.
7) Goede kumikata is principieel zelfs mogelijk als de partner gevoeld wordt op afstand, maar dan zijn we volledig in het aikido beland…

Kortom: judo volgens Kano is een snel en soepel judo, beweeglijk en ju als water, en daarbinnen is de zachte en flexibele basis-kumikata slechts één van de manieren om een aanval te pareren, of een techniek uit te voeren.
We moeten dit zo snel mogelijk vernieuwen. Anders zal het judo in waarde verminderen, zowel in het echte gevecht, als in de lichamelijke opvoeding …[Kano: The aim of a special course of randori to be arranged in the near future. Judo, (1937) Vol. 6, pp.2–3].

Geen opmerkingen:

Een reactie posten